aan

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aan. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aan, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aan in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aan is hier. De definitie van het woord aan zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaan, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord als voorzetsel aangetroffen vanaf 901
  • afkomstig van:
Middelnederlands: ane, aen
Oudnederlands: ana
Germaans: *ana
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: on (Angelsaksisch: on), Duits: an, (Oudhoogduits: an, ana), Fries: oan (Oudfries: an, on)
Noord: Zweeds/Deens: å, på, Noors: på (Nynorsk: å, Oudnoords: á), IJslands/Faeröers: á
Oost: Gotisch: ana

Voorzetsel

aan

  1. verbonden met, tegen, tegenaan
    • Het schilderij hangt aan de muur. 
    • Zij zitten aan aan de maaltijd. 
    • De stad lag aanweerszij van de rivier. 
  2. de ontvangende persoon (datief)
    • Ik geef die rozen aan Sandra. 
  3. op een bepaalde plaats
  4. bestaande uit
    • Hij bezit een fortuin aan aandelen. 
  5. verdeeld in, kapot gaan
  6. tegen, voor, à (gevolgd door een prijsindicatie)
     De kleine hulpverpleegster was gek verklaard, of idioot. Dat was de gedroomde manier om haar goedkoop: aan de prijs van kost en inwoon, in dienst te houden in het ziekenhuis.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Bijwoord

aan

  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     aan  
 persoonlijk     eraan  
aanwijz.   nabij     hieraan  
  veraf     daaraan  
  vragend/betrekk.     waaraan  
  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    aanzetten: jij zet de motor aan.
  2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Deze soort is er nauw aan verwant. 
    • Het is aan tussen Peter en Marie: Marie en Peter houden van elkaar, ze hebben een relatie. 
stellend
onverbogen aan
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

aan

  1. actief, in bedrijf
    • De kachel is aan. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. "aan" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink geraadpleegd op 15 december 2022 Weblink bron “Aan / à / tegen / voor (bij prijsaanduiding)” op taaladvies.net
  3. Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, 47/48
  4. De röntgenziekte in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 47 kol. 2
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Limburgs

Uitspraak

Voorzetsel

enkelvoud meervoud
bepaald geheel ane aner
gemut. - -
onbepaald geheel aan aan
gemut. - -

aan + accusatief/datief

  1. (Hooglimburgs) aan
  2. (Hooglimburgs) op
  3. (Hooglimburgs) tegen