Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
twee. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
twee, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
twee in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
twee is hier. De definitie van het woord
twee zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
twee, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
twee
- "2", het getal tussen één en drie
- om een hoeveelheid aan te geven
- De totale kosten bedragen twee euro en zevenendertig cent.
- ▸ Twee jongens sprongen verschrikt de hut in, een hoop commotie veroorzakend.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- Het juiste antwoord op opgave twee is "42".
zelfstandig naamwoord samengesteld met "twee" ht
bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "twee" ht
bijwoord
rangtelwoord
hooftelwoorden samengesteld met twee ht als linkerdeel
hooftelwoorden samengesteld met "twee" ht als rechterdeel
- geen twee deuntjes voor één cent zingen
geen zin hebben hetzelfde nog een keer te herhalen
- met twee maten meten
- met twee monden praten
jezelf tegenspreken in verschillende situaties ofwel: niet eerlijk zijn
- met twee tongen spreken
niet eerlijk zijn
- niet in twee sloten tegelijk lopen
voorzichtig zijn en op zichzelf kunnen passen
- op twee gedachten hinken
geen beslissing kunnen nemen tussen oplossingen
- op elkaar lijken als twee druppels water
precies op elkaar lijken
- tussen twee vuren zitten
moeten kiezen tussen twee onaangename mogelijkheden ofwel: zich bevinden tussen twee ruziemakers
- twee handen op één buik
- twee linkerhanden hebben
onhandig zijn, werk altijd laten mislukken
- twee ruggen uit een varken willen snijden
uit één ding dubbel het voordeel willen halen
- twee vliegen in één klap slaan
door één ding te doen meteen twee dingen oplossen/bereiken
- twee zielen, één gedachte
twee mensen die op hetzelfde moment hetzelfde idee hebben
- van twee kaden de beste kiezen
uit twee onaangename dingen de minst slechtste kiezen
- van twee walletjes/wallen eten
beide partijen te vriend proberen te houden om van beiden iets te krijgen
- als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen
als twee personen ruzie hebben of er niet uit komen, kan een derde daarvan profiteren
- een gewaarschuwd mens telt voor twee
wie vooraf over een risico hoort, kan zich daarop voorbereiden
- het mes snijdt aan twee kanten
beiden voordeel ergens hebben
- maak je maar boos, dan heb je twee keer werk, één keer om boos te worden, en één om niet meer boos te zijn
woede kost veel energie en lost niets op
- niemand kan twee heren dienen
twee dingen tegelijk doen gaat niet
- waar twee kijven hebben twee schuld
als iemand tegen je kijft is dat nog geen excuus om op dezelfde manier terug te kijven
1. het getal 2
|
|
- Lets: divi (lv)
- Lezgi: кьвед
- Limburgs: twieë (li)
- Litouws: du (lt)
- Lojban: re (jbo)
- Mantsjoe: juwe
- Marshallees: ruo
- Minangkabaus: duo
- Nahuatl: ome (nah)
- Nauruaans: aro (na)
- Nedersaksisch: twee (nds), twie (nds), twije (nds), twe (nds), twei (nds), tweu (nds)
- Noors: to (no)
- Novial: du
- Nynorsk: to (nn)
- Oekraïens: два (uk) o m & , дві (uk) v
- Perzisch: دو (fa)
- Pools: dwa (pl)
- Portugees: dois (pt) m, duas (pt) v
- Quechua: iskay (qu)
- Roemeens: doi (ro) m, două (ro) v
- Rohingya: dui (rhg)
- Russisch: два (ru) o m & , две (ru) v
- Servisch: dva (sr)
- Shuar: jímiar, hímyar
- Siraya: duruha
- Slowaaks: dva (sk)
- Spaans: dos (es)
- Taroko: daha
- Thai: สอง (th)
- Tok Pisin: tupela (tpi)
- Tsjechisch: dva (cs) m, dvě (cs) v/o
- Tumbuka: mokõî
- Turks: iki (tr)
- Tuvaluaans: lua
- Vietnamees: hai (vi)
- Waals: deus (wa)
- Welsh: dau (cy) m, dwy (cy) v
- Yoruba: eéjì (yo)
- Zweeds: två (sv)
|
de twee v / m
- het cijfer twee
- In zijn handschrift was de Z niet van de twee te onderscheiden.
- dat wat in een (rang)ordening met 2 is aangeduid
- Het is weer de twee die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen?
- Hij had veel onvoldoendes, drie vijven en een twee.
twee mv
- groep van 2 eenheden
- Die twee zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen.
- We waren met z'n tweetjes.
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.
|
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
- Afgeleid van het Nederlandse twee
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
- «Ek speel twee keer per week rugby.»
- Ik speel twee keer per week rugby.
twee
- twee; het cijfer twee
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
- Afgeleid van het Oudnederlandse twē
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II
twee
- (Zuidwestfaals) twee; getal tussen één en drie, in Arabische cijfers 2, in Romeinse cijfers II