Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
wit. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
wit, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
wit in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
wit is hier. De definitie van het woord
wit zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
wit, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het wit o
- (kleur) lichtst mogelijke kleur, kleur die wordt waargenomen bij een gelijkmatige vermenging van alle zichtbare kleurtinten in het spectrum
- Heeft u die ook in het wit?
- Grijs, wit en zwart zijn achromatische kleuren en dat betekent letterlijk dat dit kleuren zijn ‘zonder een echte kleur’.
- voorwerp of substantie met een zeer heldere, lichte kleur
- (figuurlijk) waar je op gericht bent, wat je probeert te bereiken
1. lichtst mogelijke kleur
|
|
- Koerdisch: spî (ku)
- Kroatisch: bijela (hr)
- Latijn: albus (la) m, alba (la) v, album (la) o, candidus (la) m
- Limburgs: wit (li), wiet (li)
- Mantsjoe: šanyan, šanggiyan
- Marathi: pandhara (mr)
- Nauruaans: õbũrũbũr (na)
- Nedersaksisch: saf (nds)
- Oekraïens: білий (uk) m
- Perzisch: سِفيد (fa)
- Pools: biały (pl) m, biała (pl) v, białe (pl) o
- Portugees: branco (pt)
- Quechua: yuraq (qu)
- Roemeens: alb (ro) m, albă (ro) v
- Russisch: белый (ru)
- Siraya: mapuli, mapuni
- Sloveens: bela (sl) v
- Slowaaks: biely (sk)
- Spaans: blanco (es)
- Tagalog: puti (tl)
- Taroko: bahagai
- Tibetaans: དཀར་པོ་ (bo)
- Tsjechisch: bílý (cs)
- Tupinambá: ting
- Turks: beyaz (tr), ak (tr)
- Veluws: wit
- Vietnamees: trắng (vi), bạc (vi), bạch (vi)
- Welsh: gwen (cy)
- Wit-Russisch: белы (be)
- Zweeds: vit (sv)
|
wit
- (kleur) de kleur wit hebbend
- Hij rijdt in een witte auto.
- Sneeuw is wit, doordat alle ijskristallen op elkaar zijn gestapeld, over elkaar heen gegooid en neer zijn gedwarreld.
- ▸ De zwart verkoolde buitenkant omhulde zacht, wit vlees.
- ▸ Ik liep op een tapijt van kleine witte en roze bloemen en kon mijn geluk niet op.
- een lichte huidskleur hebbend
- de prins op het witte paard
De man van iemands dromen
- een wit voetje halen
een goede indruk bij iemand maken, zich bij iemand in de gunst werken
- witte raaf
iets wat heel zeldzaam is
- wit wegtrekken
verbleken van schrik
- witte woede
verzet door werknemers in de zorg tegen bezuinigingsplannen
- zwart op wit
schriftelijk vastgelegd (bij afspraken en toezeggingen)
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook:
RAL-kleuren)
wit
- enkelvoud tegenwoordige tijd van witten
- gebiedende wijs van witten
het wit o
- (verouderd) verstand
- (verouderd) kennis
- (verouderd) mening
- (verouderd) karakter
99 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.
|
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "wit" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ wit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Je hebt koel grijs en warm grijs - zie hier het verschil, Lida Thiry, 31 juli 2016
- ↑ Waarom is sneeuw wit?, WRM Magazine
- ↑ 11,0 11,1
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
wit
- (kleur) wit; de lichtst mogelijke kleur, in wezen geen kleur op zich maar een combinatie van alle zichtbare kleuren in het spectrum
wit
- (kleur) wit; de kleur wit hebbend
wit
- (kleur) wit
wit
- wij twee.
wit
- scherpzinnigheid, vernuft
wit
- (verouderd) weten
wit
- wij twee (nominatief van de eerste persoon tweevoud)
- Mogelijk een leenwoord uit het Nederlands.
wit
- (kleur) wit
wit o
- (kleur) wit
wit
- (kleur) wit; de lichtst mogelijke kleur, in wezen geen kleur op zich maar een combinatie van alle zichtbare kleuren in het spectrum
wit
- (kleur) wit; de kleur wit hebbend
wit
- (kleur) wit; de lichtst mogelijke kleur, in wezen geen kleur op zich maar een combinatie van alle zichtbare kleuren in het spectrum
wit
- (kleur) wit; de kleur wit hebbend
wit
- (kleur) wit; de lichtst mogelijke kleur, in wezen geen kleur op zich maar een combinatie van alle zichtbare kleuren in het spectrum
wit
- (kleur) wit; de kleur wit hebbend
wit
- (kleur) wit; de lichtst mogelijke kleur, in wezen geen kleur op zich maar een combinatie van alle zichtbare kleuren in het spectrum
wit
- (kleur) wit; de kleur wit hebbend