aankoeken

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aankoeken. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aankoeken, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aankoeken in singular and plural. Everything you need to know about the word aankoeken you have here. The definition of the word aankoeken will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaankoeken, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

Compound of aan +‎ koeken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌku.kə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧koe‧ken

Verb

aankoeken

  1. (intransitive) to form a deposit, usually on another object; to cake up, to encrust

Conjugation

Conjugation of aankoeken (weak, separable)
infinitive aankoeken
past singular koekte aan
past participle aangekoekt
infinitive aankoeken
gerund aankoeken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular koek aan koekte aan aankoek aankoekte
2nd person sing. (jij) koekt aan, koek aan2 koekte aan aankoekt aankoekte
2nd person sing. (u) koekt aan koekte aan aankoekt aankoekte
2nd person sing. (gij) koekt aan koekte aan aankoekt aankoekte
3rd person singular koekt aan koekte aan aankoekt aankoekte
plural koeken aan koekten aan aankoeken aankoekten
subjunctive sing.1 koeke aan koekte aan aankoeke aankoekte
subjunctive plur.1 koeken aan koekten aan aankoeken aankoekten
imperative sing. koek aan
imperative plur.1 koekt aan
participles aankoekend aangekoekt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms