afstromen

Hello, you have come here looking for the meaning of the word afstromen. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word afstromen, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say afstromen in singular and plural. Everything you need to know about the word afstromen you have here. The definition of the word afstromen will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofafstromen, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From af +‎ stromen.

Pronunciation

  • Audio:(file)
  • IPA(key): /ˈɑfˌstroː.mə(n)/
  • Hyphenation: af‧stro‧men

Verb

afstromen

  1. to flow off, to flow away
    Gaat na hoe veranderingen in de atmosfeer de samenstelling van de sneeuwlaag wijzigen en hoe dat zorgt voor het afstromen van het water naar zee.
    Examines how changes in the atmosphere change the composition of the snow layer and how this causes water to flow away to the sea.
  2. (education) to downgrade, to go to a lower educational level
    Er zijn dan twee opties, namelijk afstromen naar een lager niveau of doubleren.
    There are then two options, namely downgrading to a lower level or repeating a year.

Conjugation

Conjugation of afstromen (weak, separable)
infinitive afstromen
past singular stroomde af
past participle afgestroomd
infinitive afstromen
gerund afstromen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular stroom af stroomde af afstroom afstroomde
2nd person sing. (jij) stroomt af, stroom af2 stroomde af afstroomt afstroomde
2nd person sing. (u) stroomt af stroomde af afstroomt afstroomde
2nd person sing. (gij) stroomt af stroomde af afstroomt afstroomde
3rd person singular stroomt af stroomde af afstroomt afstroomde
plural stromen af stroomden af afstromen afstroomden
subjunctive sing.1 strome af stroomde af afstrome afstroomde
subjunctive plur.1 stromen af stroomden af afstromen afstroomden
imperative sing. stroom af
imperative plur.1 stroomt af
participles afstromend afgestroomd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms