bijlopen

Hello, you have come here looking for the meaning of the word bijlopen. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word bijlopen, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say bijlopen in singular and plural. Everything you need to know about the word bijlopen you have here. The definition of the word bijlopen will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofbijlopen, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From bij (by, at) +‎ lopen (to walk).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈbɛi̯ˌloː.pə(n)/
  • Hyphenation: bij‧lo‧pen

Verb

bijlopen

  1. to be up-to-date
  2. said of a side of an object that is not parallel to the other side
  3. (dated) to walk at, to walk toward to join

Conjugation

Conjugation of bijlopen (strong class 7, separable)
infinitive bijlopen
past singular liep bij
past participle bijgelopen
infinitive bijlopen
gerund bijlopen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular loop bij liep bij bijloop bijliep
2nd person sing. (jij) loopt bij, loop bij2 liep bij bijloopt bijliep
2nd person sing. (u) loopt bij liep bij bijloopt bijliep
2nd person sing. (gij) loopt bij liept bij bijloopt bijliept
3rd person singular loopt bij liep bij bijloopt bijliep
plural lopen bij liepen bij bijlopen bijliepen
subjunctive sing.1 lope bij liepe bij bijlope bijliepe
subjunctive plur.1 lopen bij liepen bij bijlopen bijliepen
imperative sing. loop bij
imperative plur.1 loopt bij
participles bijlopend bijgelopen
1) Archaic. 2) In case of inversion.