dichtspijkeren

Hello, you have come here looking for the meaning of the word dichtspijkeren. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word dichtspijkeren, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say dichtspijkeren in singular and plural. Everything you need to know about the word dichtspijkeren you have here. The definition of the word dichtspijkeren will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofdichtspijkeren, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

Compound of dicht +‎ spijkeren.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdɪxt.spɛi̯.kɛ.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: dicht‧spij‧ke‧ren
  • Rhymes: -ɛi̯kɛrən

Verb

dichtspijkeren

  1. (transitive) to nail shut, to board up
    Synonyms: toenagelen, vernagelen

Conjugation

Conjugation of dichtspijkeren (weak, separable)
infinitive dichtspijkeren
past singular spijkerde dicht
past participle dichtgespijkerd
infinitive dichtspijkeren
gerund dichtspijkeren n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular spijker dicht spijkerde dicht dichtspijker dichtspijkerde
2nd person sing. (jij) spijkert dicht, spijker dicht2 spijkerde dicht dichtspijkert dichtspijkerde
2nd person sing. (u) spijkert dicht spijkerde dicht dichtspijkert dichtspijkerde
2nd person sing. (gij) spijkert dicht spijkerde dicht dichtspijkert dichtspijkerde
3rd person singular spijkert dicht spijkerde dicht dichtspijkert dichtspijkerde
plural spijkeren dicht spijkerden dicht dichtspijkeren dichtspijkerden
subjunctive sing.1 spijkere dicht spijkerde dicht dichtspijkere dichtspijkerde
subjunctive plur.1 spijkeren dicht spijkerden dicht dichtspijkeren dichtspijkerden
imperative sing. spijker dicht
imperative plur.1 spijkert dicht
participles dichtspijkerend dichtgespijkerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.