doorbladeren

Hello, you have come here looking for the meaning of the word doorbladeren. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word doorbladeren, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say doorbladeren in singular and plural. Everything you need to know about the word doorbladeren you have here. The definition of the word doorbladeren will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofdoorbladeren, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology 1

From door +‎ bladeren.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdoːrblaːdərə(n)/
  • Hyphenation: door‧bla‧de‧ren

Verb

doorbladeren

  1. (transitive) to leaf through
Inflection
Conjugation of doorbladeren (weak, separable)
infinitive doorbladeren
past singular bladerde door
past participle doorgebladerd
infinitive doorbladeren
gerund doorbladeren n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular blader door bladerde door doorblader doorbladerde
2nd person sing. (jij) bladert door, blader door2 bladerde door doorbladert doorbladerde
2nd person sing. (u) bladert door bladerde door doorbladert doorbladerde
2nd person sing. (gij) bladert door bladerde door doorbladert doorbladerde
3rd person singular bladert door bladerde door doorbladert doorbladerde
plural bladeren door bladerden door doorbladeren doorbladerden
subjunctive sing.1 bladere door bladerde door doorbladere doorbladerde
subjunctive plur.1 bladeren door bladerden door doorbladeren doorbladerden
imperative sing. blader door
imperative plur.1 bladert door
participles doorbladerend doorgebladerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Etymology 2

From door- +‎ bladeren.

Pronunciation

  • IPA(key): /doːrˈblaːdərə(n)/
  • Hyphenation: door‧bla‧de‧ren

Verb

doorbladeren

  1. (transitive) to browse
Inflection
Conjugation of doorbladeren (weak, prefixed)
infinitive doorbladeren
past singular doorbladerde
past participle doorbladerd
infinitive doorbladeren
gerund doorbladeren n
present tense past tense
1st person singular doorblader doorbladerde
2nd person sing. (jij) doorbladert, doorblader2 doorbladerde
2nd person sing. (u) doorbladert doorbladerde
2nd person sing. (gij) doorbladert doorbladerde
3rd person singular doorbladert doorbladerde
plural doorbladeren doorbladerden
subjunctive sing.1 doorbladere doorbladerde
subjunctive plur.1 doorbladeren doorbladerden
imperative sing. doorblader
imperative plur.1 doorbladert
participles doorbladerend doorbladerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Synonyms

Anagrams