From on- + begrijpelijk.
onbegrijpelijk (comparative onbegrijpelijker, superlative onbegrijpelijkst)
Declension of onbegrijpelijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | onbegrijpelijk | |||
inflected | onbegrijpelijke | |||
comparative | onbegrijpelijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | onbegrijpelijk | onbegrijpelijker | het onbegrijpelijkst het onbegrijpelijkste | |
indefinite | m./f. sing. | onbegrijpelijke | onbegrijpelijkere | onbegrijpelijkste |
n. sing. | onbegrijpelijk | onbegrijpelijker | onbegrijpelijkste | |
plural | onbegrijpelijke | onbegrijpelijkere | onbegrijpelijkste | |
definite | onbegrijpelijke | onbegrijpelijkere | onbegrijpelijkste | |
partitive | onbegrijpelijks | onbegrijpelijkers | — |