onthaken

Hello, you have come here looking for the meaning of the word onthaken. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word onthaken, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say onthaken in singular and plural. Everything you need to know about the word onthaken you have here. The definition of the word onthaken will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofonthaken, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From:

  • haak (hook, noun) +‎ ont- -en (privative verb-forming circumfix)
  • ont- (un-, de-) +‎ haken (to hook)

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔntˈɦaːkə(n)/
  • Hyphenation: ont‧ha‧ken
  • Rhymes: -aːkən

Verb

onthaken

  1. (transitive) to unhook

Conjugation

Conjugation of onthaken (weak, prefixed)
infinitive onthaken
past singular onthaakte
past participle onthaakt
infinitive onthaken
gerund onthaken n
present tense past tense
1st person singular onthaak onthaakte
2nd person sing. (jij) onthaakt, onthaak2 onthaakte
2nd person sing. (u) onthaakt onthaakte
2nd person sing. (gij) onthaakt onthaakte
3rd person singular onthaakt onthaakte
plural onthaken onthaakten
subjunctive sing.1 onthake onthaakte
subjunctive plur.1 onthaken onthaakten
imperative sing. onthaak
imperative plur.1 onthaakt
participles onthakend onthaakt
1) Archaic. 2) In case of inversion.