ontlijken

Hello, you have come here looking for the meaning of the word ontlijken. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word ontlijken, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say ontlijken in singular and plural. Everything you need to know about the word ontlijken you have here. The definition of the word ontlijken will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofontlijken, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔntˈlɛi̯kə(n)/
  • Hyphenation: ont‧lij‧ken
  • Rhymes: -ɛi̯kən

Etymology 1

From ont- (un-) +‎ lijken (to appear).

Verb

ontlijken

  1. (transitive) to no longer resemble, to not appear as before
Conjugation
Conjugation of ontlijken (strong class 1, prefixed)
infinitive ontlijken
past singular ontleek
past participle ontleken
infinitive ontlijken
gerund ontlijken n
present tense past tense
1st person singular ontlijk ontleek
2nd person sing. (jij) ontlijkt, ontlijk2 ontleek
2nd person sing. (u) ontlijkt ontleek
2nd person sing. (gij) ontlijkt ontleekt
3rd person singular ontlijkt ontleek
plural ontlijken ontleken
subjunctive sing.1 ontlijke ontleke
subjunctive plur.1 ontlijken ontleken
imperative sing. ontlijk
imperative plur.1 ontlijkt
participles ontlijkend ontleken
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Etymology 2

From lijk (bolt rope) +‎ ont- -en (privative verb-forming circumfix).

Verb

ontlijken

  1. (transitive) to remove the bolt rope from a sail
Conjugation
Conjugation of ontlijken (weak, prefixed)
infinitive ontlijken
past singular ontlijkte
past participle ontlijkt
infinitive ontlijken
gerund ontlijken n
present tense past tense
1st person singular ontlijk ontlijkte
2nd person sing. (jij) ontlijkt, ontlijk2 ontlijkte
2nd person sing. (u) ontlijkt ontlijkte
2nd person sing. (gij) ontlijkt ontlijkte
3rd person singular ontlijkt ontlijkte
plural ontlijken ontlijkten
subjunctive sing.1 ontlijke ontlijkte
subjunctive plur.1 ontlijken ontlijkten
imperative sing. ontlijk
imperative plur.1 ontlijkt
participles ontlijkend ontlijkt
1) Archaic. 2) In case of inversion.