ontwijden

Hello, you have come here looking for the meaning of the word ontwijden. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word ontwijden, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say ontwijden in singular and plural. Everything you need to know about the word ontwijden you have here. The definition of the word ontwijden will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofontwijden, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From ont- (de-) +‎ wijden (sanctify).

Pronunciation

Verb

ontwijden

  1. (transitive) to desanctify

Usage notes

Not to be confused with its homophone ontweiden (to disembowel).

Conjugation

Conjugation of ontwijden (weak, prefixed)
infinitive ontwijden
past singular ontwijdde
past participle ontwijd
infinitive ontwijden
gerund ontwijden n
present tense past tense
1st person singular ontwijd ontwijdde
2nd person sing. (jij) ontwijdt, ontwijd2 ontwijdde
2nd person sing. (u) ontwijdt ontwijdde
2nd person sing. (gij) ontwijdt ontwijdde
3rd person singular ontwijdt ontwijdde
plural ontwijden ontwijdden
subjunctive sing.1 ontwijde ontwijdde
subjunctive plur.1 ontwijden ontwijdden
imperative sing. ontwijd
imperative plur.1 ontwijdt
participles ontwijdend ontwijd
1) Archaic. 2) In case of inversion.