prijsgeven

Hello, you have come here looking for the meaning of the word prijsgeven. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word prijsgeven, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say prijsgeven in singular and plural. Everything you need to know about the word prijsgeven you have here. The definition of the word prijsgeven will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofprijsgeven, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From prijs (prize, booty) +‎ geven (to give). Compare German preisgeben.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈprɛi̯sɣeːvə(n)/
  • Audio:(file)

Verb

prijsgeven

  1. (transitive) to surrender, to give up
    • 1848, J.L. van der Vliet, chapter III, in Geschiedenis van keizer Napoleon aan het opkomend geslacht verteld, pages 26-27:
      Terwijl alzoo de zee in vlammen scheen te staan, vlogen twee met kruid beladen schepen in de lucht, zoodat de aarde dreunde als bij eene aardbeving; de bommen en granaten uit de fransche batterijen kruisten over het water en over de muren en poorten der stad, die nu op den negentienden December 1793 was prijsgegeven aan de willekeur der veroveraars.
      While the sea thus seemed to be burning, two ships laden with spices flew into the air, so that the earth rumbled, as during an earthquake; the bombs and grenades from the French batteries crossed over the water and over the walls and gates of the city, which had now been surrendered to the capriciousness of the conquerors on the nineteenth of December, 1793.
  2. (transitive) to disclose, to reveal

Conjugation

Conjugation of prijsgeven (strong class 5, separable)
infinitive prijsgeven
past singular gaf prijs
past participle prijsgegeven
infinitive prijsgeven
gerund prijsgeven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular geef prijs gaf prijs prijsgeef prijsgaf
2nd person sing. (jij) geeft prijs, geef prijs2 gaf prijs prijsgeeft prijsgaf
2nd person sing. (u) geeft prijs gaf prijs prijsgeeft prijsgaf
2nd person sing. (gij) geeft prijs gaaft prijs prijsgeeft prijsgaaft
3rd person singular geeft prijs gaf prijs prijsgeeft prijsgaf
plural geven prijs gaven prijs prijsgeven prijsgaven
subjunctive sing.1 geve prijs gave prijs prijsgeve prijsgave
subjunctive plur.1 geven prijs gaven prijs prijsgeven prijsgaven
imperative sing. geef prijs
imperative plur.1 geeft prijs
participles prijsgevend prijsgegeven
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

  • Afrikaans: prysgee