uitbrengen

Hello, you have come here looking for the meaning of the word uitbrengen. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word uitbrengen, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say uitbrengen in singular and plural. Everything you need to know about the word uitbrengen you have here. The definition of the word uitbrengen will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofuitbrengen, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From uit +‎ brengen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈœy̯tˌbrɛŋə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: uit‧bren‧gen

Verb

uitbrengen

  1. to bring out – e.g. the vote
  2. to release – e.g. a record
  3. to utter – e.g. a word

Conjugation

Conjugation of uitbrengen (weak with past in -cht, separable)
infinitive uitbrengen
past singular bracht uit
past participle uitgebracht
infinitive uitbrengen
gerund uitbrengen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular breng uit bracht uit uitbreng uitbracht
2nd person sing. (jij) brengt uit, breng uit2 bracht uit uitbrengt uitbracht
2nd person sing. (u) brengt uit bracht uit uitbrengt uitbracht
2nd person sing. (gij) brengt uit bracht uit uitbrengt uitbracht
3rd person singular brengt uit bracht uit uitbrengt uitbracht
plural brengen uit brachten uit uitbrengen uitbrachten
subjunctive sing.1 brenge uit brachte uit uitbrenge uitbrachte
subjunctive plur.1 brengen uit brachten uit uitbrengen uitbrachten
imperative sing. breng uit
imperative plur.1 brengt uit
participles uitbrengend uitgebracht
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams