uitslaan

Hello, you have come here looking for the meaning of the word uitslaan. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word uitslaan, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say uitslaan in singular and plural. Everything you need to know about the word uitslaan you have here. The definition of the word uitslaan will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofuitslaan, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From uit +‎ slaan.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

uitslaan

  1. (sports) to overplay, hit the ball out
  2. to punch, stamp
  3. to turn (a certain colour or texture)

Conjugation

Conjugation of uitslaan (strong class 6, irregular, separable)
infinitive uitslaan
past singular sloeg uit
past participle uitgeslagen
infinitive uitslaan
gerund uitslaan n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular sla uit sloeg uit uitsla uitsloeg
2nd person sing. (jij) slaat uit, sla uit2 sloeg uit uitslaat uitsloeg
2nd person sing. (u) slaat uit sloeg uit uitslaat uitsloeg
2nd person sing. (gij) slaat uit sloegt uit uitslaat uitsloegt
3rd person singular slaat uit sloeg uit uitslaat uitsloeg
plural slaan uit sloegen uit uitslaan uitsloegen
subjunctive sing.1 sla uit sloege uit uitsla uitsloege
subjunctive plur.1 slaan uit sloegen uit uitslaan uitsloegen
imperative sing. sla uit
imperative plur.1 slaat uit
participles uitslaand uitgeslagen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

  • Afrikaans: uitslaan

Anagrams