zelfrijdend

Hello, you have come here looking for the meaning of the word zelfrijdend. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word zelfrijdend, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say zelfrijdend in singular and plural. Everything you need to know about the word zelfrijdend you have here. The definition of the word zelfrijdend will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofzelfrijdend, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

Compound of zelf +‎ rijdend. First attested in 1886.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈzɛlfˌrɛi̯.dənt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zelf‧rij‧dend

Adjective

zelfrijdend (not comparable)

  1. self-driving
    • 1886 December 15, “Buitenland”, in Heldersche en Nieuwedieper Courant, page 2:
      Korten tijd geleden kon een dezer vlijtige werklieden huis en erve koopen uit de opbrengst van eene nieuwe soort van zelfrijdende wagentjes, zeer eenvoudig, doch ongemeen vernuftig in elkander gezet.
      A short while ago one of these industrious workmen could buy a house and land from the proceeds of a new type of self-driving carts, very simple, though put together with exceptional ingenuity.
    • 1898 April 6, "Stadsnieuws", Rotterdamsch Nieuwsblad (part 1), page 1.
      Naar men ons meedeelt werd gisteren een proefrit gemaakt met een automobile (zelfrijdend rijtuig).
      As it is reported to us yesterday a test drive was done with an automobile (selfdriving vehicle).

Declension

Declension of zelfrijdend
uninflected zelfrijdend
inflected zelfrijdende
comparative
positive
predicative/adverbial zelfrijdend
indefinite m./f. sing. zelfrijdende
n. sing. zelfrijdend
plural zelfrijdende
definite zelfrijdende
partitive zelfrijdends