middel

Néerlandais

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Nombre	Singulier	Pluriel
Nom	middel	middels
Diminutif	middeltje	middeltjes

middel \mɪ.dǝl\ neutre

(Anatomie) Taille.
- tot aan het middel
  à mi-corps, jusqu’à la ceinture
- iemand bij het middel pakken
  prendre quelqu’un par la taille
Moyen.
- alle middelen aanwenden
  mettre tout en œuvre
- mijn bescheiden middelen veroorloven mij het niet
  mes ressources modestes ne me le permettent pas
- de middelen en de bestedingen van de onderneming
  les ressources et les emplois de l’entreprise
- de liquide middelen
  les disponibilités
- door middel van
  au moyen de
- door middel van uw brief
  par votre lettre
- de ouders zijn verplicht daartoe bij te dragen naar evenredigheid van hun middelen
  les pères et mères sont tenus d’y contribuer à proportion de leurs facultés
- nog nooit heeft de gewone man zoveel technische middelen tot zijn beschikking gehad als in onze tijd
  jamais Monsieur Tout-le-Monde n’a eu autant de moyens techniques à sa disposition que de nos jours
- middel van niet-ontvankelijkheid
  fin de non-recevoir
- (Droit) het middel faalt
  le moyen ne peut être accueilli, le moyen est irrecevable
Remède, médicament.

En 2013, ce mot était reconnu par^[1] :

↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. →

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

middel \Prononciation ?\ masculin