Geluid: knor (hulp, bestand) knor knor eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knorren Ik knor. gebiedende wijs van knorren Knor! (bij inversie)...
Geluid: knorpotje (hulp, bestand) knor·pot·je het knorpotje o verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord knorpot...
Geluid: knorpotjes (hulp, bestand) knor·pot·jes de knorpotjes mv verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord knorpot...
Geluid: beknorrend (hulp, bestand) be·knor·rend beknorrend onvoltooid deelwoord van beknorren Het woord beknorrend staat in de Woordenlijst Nederlandse...
Geluid: knorrends (hulp, bestand) knor·rends knorrends partitief van de stellende trap van knorrend Dat is iets knorrends... Het woord knorrends staat...
Geluid: knorrigst (hulp, bestand) knor·rigst knorrigst onverbogen vorm van de overtreffende trap van knorrig Het woord knorrigst staat in de Woordenlijst...
Geluid: knorrigs (hulp, bestand) knor·rigs knorrigs partitief van de stellende trap van knorrig Dat is iets knorrigs... Het woord knorrigs staat in...
Geluid: knorven (hulp, bestand) knor·ven de knorven mv meervoud van het zelfstandig naamwoord knorf Het woord knorven staat in de Woordenlijst Nederlandse...
Geluid: knorde (hulp, bestand) knor·de knorde enkelvoud verleden tijd van knorren Ik knorde. Jij knorde. Hij, zij, het knorde. Het woord knorde...
Geluid: knorrigers (hulp, bestand) knor·ri·gers knorrigers partitief van de vergrotende trap van knorrig Dat is iets knorrigers... Het woord knorrigers...