In het Nieuwnederlands heeft het bijvoeglijk naamwoord in de regel nog één verbogen vorm, met een uitgang -e:
onverbogen verbogen mooi mooie groot grote
Als naamwoordelijk deel van het gezegde (predicatief) blijft het bijvoeglijk naamwoord onverbogen:
De verbogen vorm wordt vaak attributief gebruikt, d.w.z. wanneer het bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord gezet wordt:
Een uitzondering treedt op na het onbepaalde lidwoord een voor een onzijdig woord:
Bij vaste verbindingen blijft de verbuiging ook vaak achterwege:
Wanneer van het bijvoeglijk een zelfstandig naamwoord gemaakt wordt staat het in de verbogen vorm:
Adjectieven die stoffen aanduiden hebben altijd een uitgang -en, en blijven onverbogen:
Onvoltooide en voltooide deelwoorden kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden. Zij hebben dan vaak ook een verbogen vorm:
De voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden (meestal eindigend in -en) worden echter vaak niet verbogen:
Er zijn uitzonderingen:
Ook bij verzelfstandiging keert de buigings -e terug:
In het verleden hebben adjectieven meerdere verbogen vormen gekend in samenhang met het naamvalstelsel. In sommige uitdrukkingen zijn deze vormen bewaard gebleven:
In het Nederlands kennen de meeste bezittelijke voornaamwoorden alleen dan een verbogen vorm als zij zelfstandig gebruikt worden:
Bij verwijzing naar personen is de uitgang -en:
Een uitzondering is ons, dat wel als een bijvoeglijk naamwoord verbogen wordt: