aarmer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aarmer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aarmer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aarmer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aarmer is hier. De definitie van het woord aarmer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaarmer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • aar·mer

aarmer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van aarm

aarmer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van aarm

aarmer

  1. onbepaald vergrotende trap van aarm

aarmer

  1. overtreffende trap van aarm
Sterke
verbuiging [1]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aarmrer aarmri aarmer aarmre
datief aarmrem aarmrer aarmrem aarmre
accusatief aarmrer aarmri aarmer aarmre
Zwakke
verbuiging [2]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aarmer aarmer aarmer aarmre
datief aarmre aarmre aarmre aarmre
accusatief aarmer aarmer aarmer aarmre
Gemengde
verbuiging [3]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aarmrer aarmri aarmer aarmre
datief aarmre aarmre aarmre aarmre
accusatief aarmrer aarmri aarmer aarmre

aarmer

  1. nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van aarm

aarmer

  1. datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van aarm

aarmer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud vergrotende trap van aarmer

aarmer

  1. bepaald nominatief en accusatief enkelvoud vergrotende trap van aarmer

aarmer

  1. onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud vergrotende trap van aarmer
  1. zonder lidwoord
  2. met bepaald lidwoord
  3. met onbepaald lidwoord: ein, kein, mein, dein, sein, ihr (v, enk), unser, euer, ihr (mv), Ihr