vervoeging van de bedrijvende vorm van adelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | adelen | te adelen | ||||||||
toekomend | zullen adelen | te zullen adelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geadeld | te hebben geadeld | ||||||||
toekomend | geadeld zullen hebben | geadeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
adelend | geadeld | ev. adel |
mv. verouderd adelt |
adele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | adel | adelt | adelt | adelt | adelt | adelen | adelen | adelen | |||
verleden (o.v.t.) | adelde | adelde | adelde | adelde | adelde | adelden | adelden | adelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal adelen | zult/zal adelen | zult/zal adelen | zult adelen | zal adelen | zullen adelen | zullen adelen | zullen adelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou adelen | zou adelen | zou(dt) adelen | zoudt adelen | zou adelen | zouden adelen | zouden adelen | zouden adelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geadeld | hebt geadeld | hebt/heeft geadeld | hebt geadeld | heeft geadeld | hebben geadeld | hebben geadeld | hebben geadeld | |||
verleden (v.v.t.) | had geadeld | had geadeld | had geadeld | hadt geadeld | had geadeld | hadden geadeld | hadden geadeld | hadden geadeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geadeld hebben | zal/zult geadeld hebben | zult/zal geadeld hebben | zult geadeld hebben | zal geadeld hebben | zullen geadeld hebben | zullen geadeld hebben | zullen geadeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geadeld hebben | zou geadeld hebben | zou/zoudt geadeld hebben | zoudt geadeld hebben | zou geadeld hebben | zouden geadeld hebben | zouden geadeld hebben | zouden geadeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geadeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geadeld | er is geadeld | |||||||||
verleden | er werd geadeld | er was geadeld | |||||||||
toekomend | er zal geadeld worden | er zal geadeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geadeld worden | er zou geadeld zijn | |||||||||
lijdende vorm geadeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geadeld worden | geadeld te worden | ||||||||
toekomend | geadeld zullen worden | geadeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geadeld zijn | geadeld te zijn | ||||||||
toekomend | geadeld zullen zijn | geadeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geadeld | wordt geadeld | wordt geadeld | wordt geadeld | wordt geadeld | worden geadeld | worden geadeld | worden geadeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd geadeld | werd geadeld | werd geadeld | werdt geadeld | werd geadeld | werden geadeld | werden geadeld | werden geadeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geadeld worden | zult geadeld worden | zult geadeld worden | zult geadeld worden | zal geadeld worden | zullen geadeld worden | zullen geadeld worden | zullen geadeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geadeld worden | zou geadeld worden | zou/zoudt geadeld worden | zoudt geadeld worden | zou geadeld worden | zouden geadeld worden | zouden geadeld worden | zouden geadeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geadeld | bent geadeld | bent/is geadeld | zijt geadeld | is geadeld | zijn geadeld | zijn geadeld | zijn geadeld | |||
verleden (v.v.t.) | was geadeld | was geadeld | was geadeld | waart geadeld | was geadeld | waren geadeld | waren geadeld | waren geadeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geadeld zijn | zult geadeld zijn | zult geadeld zijn | zult geadeld zijn | zal geadeld zijn | zullen geadeld zijn | zullen geadeld zijn | zullen geadeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geadeld zijn | zou geadeld zijn | zou/zoudt geadeld zijn | zoudt geadeld zijn | zou geadeld zijn | zouden geadeld zijn | zouden geadeld zijn | zouden geadeld zijn |