vervoeging van de bedrijvende vorm van afdelven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afdelven | af te delven | ||||||||
toekomend | zullen afdelven af zullen delven |
te zullen afdelven af te zullen delven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgedolven | te hebben afgedolven | ||||||||
toekomend | afgedolven zullen hebben | afgedolven te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afdelvend | afgedolven | ev. delf af |
mv. verouderd delft af |
delve af (bijzin) afdelve | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | delf af | delft af | delft af | delft af | delft af | delven af | delven af | delven af | |||
verleden (o.v.t.) | delfde af/ dolf af | delfde af/ dolf af | delfde af/ dolf af | delfde af/ dolf af | delfde af/ dolf af | delfden af/ dolven af | delfden af/ dolven af | delfden af/ dolven af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afdelven | zult/zal afdelven | zult/zal afdelven | zult afdelven | zal afdelven | zullen afdelven | zullen afdelven | zullen afdelven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afdelven | zou afdelven | zou(dt) afdelven | zoudt afdelven | zou afdelven | zouden afdelven | zouden afdelven | zouden afdelven | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afdelf | afdelft | afdelft | afdelft | afdelft | afdelven | afdelven | afdelven | |||
verleden (o.v.t.) | afdelfde/ afdolf | afdelfde/ afdolf | afdelfde/ afdolf | afdelfde/ afdolf | afdelfde/ afdolf | afdelfden/ afdolven | afdelfden/ afdolven | afdelfden/ afdolven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afdelven af zal delven |
zult/zal afdelven af zult/zal delven |
zult/zal afdelven af zult/zal delven |
zult afdelven af zult delven |
zal afdelven af zal delven |
zullen afdelven af zullen delven |
zullen afdelven af zullen delven |
zullen afdelven af zullen delven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afdelven af zou delven |
zou afdelven af zou delven |
zou(dt) afdelven af zou(dt) delven |
zoudt afdelven af zoudt delven |
zou afdelven af zou delven |
zouden afdelven af zouden delven |
zouden afdelven af zouden delven |
zouden afdelven af zouden delven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgedolven | hebt afgedolven | hebt/heeft afgedolven | hebt afgedolven | heeft afgedolven | hebben afgedolven | hebben afgedolven | hebben afgedolven | |||
verleden (v.v.t.) | had afgedolven | had afgedolven | had afgedolven | hadt afgedolven | had afgedolven | hadden afgedolven | hadden afgedolven | hadden afgedolven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgedolven hebben | zal/zult afgedolven hebben | zult/zal afgedolven hebben | zult afgedolven hebben | zal afgedolven hebben | zullen afgedolven hebben | zullen afgedolven hebben | zullen afgedolven hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgedolven hebben | zou afgedolven hebben | zou/zoudt afgedolven hebben | zoudt afgedolven hebben | zou afgedolven hebben | zouden afgedolven hebben | zouden afgedolven hebben | zouden afgedolven hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgedolven worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgedolven | er is afgedolven | |||||||||
verleden | er werd afgedolven | er was afgedolven | |||||||||
toekomend | er zal afgedolven worden | er zal afgedolven zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgedolven worden | er zou afgedolven zijn | |||||||||
lijdende vorm afgedolven worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgedolven worden | afgedolven te worden | ||||||||
toekomend | afgedolven zullen worden | afgedolven te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgedolven zijn | afgedolven te zijn | ||||||||
toekomend | afgedolven zullen zijn | afgedolven te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgedolven | wordt afgedolven | wordt afgedolven | wordt afgedolven | wordt afgedolven | worden afgedolven | worden afgedolven | worden afgedolven | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgedolven | werd afgedolven | werd afgedolven | werdt afgedolven | werd afgedolven | werden afgedolven | werden afgedolven | werden afgedolven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgedolven worden | zult afgedolven worden | zult afgedolven worden | zult afgedolven worden | zal afgedolven worden | zullen afgedolven worden | zullen afgedolven worden | zullen afgedolven worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgedolven worden | zou afgedolven worden | zou/zoudt afgedolven worden | zoudt afgedolven worden | zou afgedolven worden | zouden afgedolven worden | zouden afgedolven worden | zouden afgedolven worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgedolven | bent afgedolven | bent/is afgedolven | zijt afgedolven | is afgedolven | zijn afgedolven | zijn afgedolven | zijn afgedolven | |||
verleden (v.v.t.) | was afgedolven | was afgedolven | was afgedolven | waart afgedolven | was afgedolven | waren afgedolven | waren afgedolven | waren afgedolven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgedolven zijn | zult afgedolven zijn | zult afgedolven zijn | zult afgedolven zijn | zal afgedolven zijn | zullen afgedolven zijn | zullen afgedolven zijn | zullen afgedolven zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgedolven zijn | zou afgedolven zijn | zou/zoudt afgedolven zijn | zoudt afgedolven zijn | zou afgedolven zijn | zouden afgedolven zijn | zouden afgedolven zijn | zouden afgedolven zijn |