vervoeging van de bedrijvende vorm van afdruppelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afdruppelen | af te druppelen | ||||||
toekomend | zullen afdruppelen af zullen druppelen |
te zullen afdruppelen af te zullen druppelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn afgedruppeld | te zijn afgedruppeld | ||||||
toekomend | afgedruppeld zullen zijn | afgedruppeld te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
afdruppelend | afgedruppeld | ev. druppel af |
mv. verouderd druppelt af |
druppele af (bijzin) afdruppele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | druppel af | druppelt af | druppelt af | druppelt af | druppelt af | druppelen af | druppelen af | druppelen af | |
verleden (o.v.t.) | druppelde af | druppelde af | druppelde af | druppelde af | druppelde af | druppelden af | druppelden af | druppelden af | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal afdruppelen | zult/zal afdruppelen | zult/zal afdruppelen | zult afdruppelen | zal afdruppelen | zullen afdruppelen | zullen afdruppelen | zullen afdruppelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afdruppelen | zou afdruppelen | zou(dt) afdruppelen | zoudt afdruppelen | zou afdruppelen | zouden afdruppelen | zouden afdruppelen | zouden afdruppelen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | afdruppel | afdruppelt | afdruppelt | afdruppelt | afdruppelt | afdruppelen | afdruppelen | afdruppelen | |
verleden (o.v.t.) | afdruppelde | afdruppelde | afdruppelde | afdruppelde | afdruppelde | afdruppelden | afdruppelden | afdruppelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal afdruppelen af zal druppelen |
zult/zal afdruppelen af zult/zal druppelen |
zult/zal afdruppelen af zult/zal druppelen |
zult afdruppelen af zult druppelen |
zal afdruppelen af zal druppelen |
zullen afdruppelen af zullen druppelen |
zullen afdruppelen af zullen druppelen |
zullen afdruppelen af zullen druppelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afdruppelen af zou druppelen |
zou afdruppelen af zou druppelen |
zou(dt) afdruppelen af zou(dt) druppelen |
zoudt afdruppelen af zoudt druppelen |
zou afdruppelen af zou druppelen |
zouden afdruppelen af zouden druppelen |
zouden afdruppelen af zouden druppelen |
zouden afdruppelen af zouden druppelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgedruppeld | bent afgedruppeld | bent/is afgedruppeld | zijt afgedruppeld | is afgedruppeld | zijn afgedruppeld | zijn afgedruppeld | zijn afgedruppeld | |
verleden (v.v.t.) | was afgedruppeld | was afgedruppeld | was afgedruppeld | waart afgedruppeld | was afgedruppeld | waren afgedruppeld | waren afgedruppeld | waren afgedruppeld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgedruppeld zijn | zal/zult afgedruppeld zijn | zult/zal afgedruppeld zijn | zult afgedruppeld zijn | zal afgedruppeld zijn | zullen afgedruppeld zijn | zullen afgedruppeld zijn | zullen afgedruppeld zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgedruppeld zijn | zou afgedruppeld zijn | zou/zoudt afgedruppeld zijn | zoudt afgedruppeld zijn | zou afgedruppeld zijn | zouden afgedruppeld zijn | zouden afgedruppeld zijn | zouden afgedruppeld zijn |