aflopen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aflopen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aflopen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aflopen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aflopen is hier. De definitie van het woord aflopen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaflopen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aflopen
liep af
afgelopen
klasse 7 volledig

Werkwoord

aflopen

  1. ergatief eindigen, verstrijken
    • De termijn van deze overeenkomst loopt morgen af. 
  2. absoluut hellen
    • Deze vloer loopt een beetje af. 
  3. ergatief het klinken van een alarmsignaal
    • De wekker liep af, maar hij sliep er dwars doorheen. 
  4. door veelvuldig lopen verslijten of doen loslaten
  5. een ruimte of uitgestrektheid in alle richtingen doorlopen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de aflopenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord afloop

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Werkwoord

aflopen

  1. aflopen; eindigen, verstrijken


Veluws

Werkwoord

aflopen

  1. aflopen; eindigen, verstrijken