vervoeging van de bedrijvende vorm van afstevenen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afstevenen | af te stevenen | ||||||
toekomend | zullen afstevenen af zullen stevenen |
te zullen afstevenen af te zullen stevenen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn afgestevend | te zijn afgestevend | ||||||
toekomend | afgestevend zullen zijn | afgestevend te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
afstevenend | afgestevend | ev. steven af |
mv. verouderd stevent af |
stevene af (bijzin) afstevene | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | steven af | stevent af | stevent af | stevent af | stevent af | stevenen af | stevenen af | stevenen af | |
verleden (o.v.t.) | stevende af | stevende af | stevende af | stevende af | stevende af | stevenden af | stevenden af | stevenden af | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal afstevenen | zult/zal afstevenen | zult/zal afstevenen | zult afstevenen | zal afstevenen | zullen afstevenen | zullen afstevenen | zullen afstevenen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afstevenen | zou afstevenen | zou(dt) afstevenen | zoudt afstevenen | zou afstevenen | zouden afstevenen | zouden afstevenen | zouden afstevenen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | afsteven | afstevent | afstevent | afstevent | afstevent | afstevenen | afstevenen | afstevenen | |
verleden (o.v.t.) | afstevende | afstevende | afstevende | afstevende | afstevende | afstevenden | afstevenden | afstevenden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal afstevenen af zal stevenen |
zult/zal afstevenen af zult/zal stevenen |
zult/zal afstevenen af zult/zal stevenen |
zult afstevenen af zult stevenen |
zal afstevenen af zal stevenen |
zullen afstevenen af zullen stevenen |
zullen afstevenen af zullen stevenen |
zullen afstevenen af zullen stevenen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afstevenen af zou stevenen |
zou afstevenen af zou stevenen |
zou(dt) afstevenen af zou(dt) stevenen |
zoudt afstevenen af zoudt stevenen |
zou afstevenen af zou stevenen |
zouden afstevenen af zouden stevenen |
zouden afstevenen af zouden stevenen |
zouden afstevenen af zouden stevenen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgestevend | bent afgestevend | bent/is afgestevend | zijt afgestevend | is afgestevend | zijn afgestevend | zijn afgestevend | zijn afgestevend | |
verleden (v.v.t.) | was afgestevend | was afgestevend | was afgestevend | waart afgestevend | was afgestevend | waren afgestevend | waren afgestevend | waren afgestevend | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgestevend zijn | zal/zult afgestevend zijn | zult/zal afgestevend zijn | zult afgestevend zijn | zal afgestevend zijn | zullen afgestevend zijn | zullen afgestevend zijn | zullen afgestevend zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgestevend zijn | zou afgestevend zijn | zou/zoudt afgestevend zijn | zoudt afgestevend zijn | zou afgestevend zijn | zouden afgestevend zijn | zouden afgestevend zijn | zouden afgestevend zijn |