akkoord

• Geluid:  akkoord    (hulp, bestand)
• IPA: / ɑˈkort / (2 lettergrepen)

• ak·koord

• via Middelnederlands  accort zn  van Frans  accord zn , in de betekenis van ‘overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 1290 ^{[1] [2] [3]}
  • tw: van Frans  d'accord tw 

het akkoord o

1. overeenkomst

   • Na lang onderhandelen was er eindelijk een akkoord bereikt. 

2. (muziek) samenklank van minimaal 3 verschillende tonen

   • De muzikant sloeg een akkoord aan op de piano. 

• deal, eenstemmigheid, entente, overeenkomst

• afspraak, overeenstemming
• arpeggio, drieklank, interval, kwint, meerstemmigheid, samenklank, terts, vierklank, vijfklank

• een akkoord bereiken

•  een gebroken akkoord
  een akkoord waarvan de tonen kort na elkaar beginnen of eindigen

• akkoordbevinding, akkoordenschema, akkoordsymbool, akkoordverklaring

1. in orde, in een toestand waarin overeenstemming bestaat

   • Haar voorstel is helemaal akkoord. 

• akkoord gaan met
• akkoord zijn met

akkoord!

1. daar ben ik het mee eens

• ja

• Het woord akkoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "akkoord" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.