vervoeging van de bedrijvende vorm van autoriseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | autoriseren | te autoriseren | ||||||||
toekomend | zullen autoriseren | te zullen autoriseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geautoriseerd | te hebben geautoriseerd | ||||||||
toekomend | geautoriseerd zullen hebben | geautoriseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
autoriserend | geautoriseerd | ev. autoriseer |
mv. verouderd autoriseert |
autorisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | autoriseer | autoriseert | autoriseert | autoriseert | autoriseert | autoriseren | autoriseren | autoriseren | |||
verleden (o.v.t.) | autoriseerde | autoriseerde | autoriseerde | autoriseerde | autoriseerde | autoriseerden | autoriseerden | autoriseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal autoriseren | zult/zal autoriseren | zult/zal autoriseren | zult autoriseren | zal autoriseren | zullen autoriseren | zullen autoriseren | zullen autoriseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou autoriseren | zou autoriseren | zou(dt) autoriseren | zoudt autoriseren | zou autoriseren | zouden autoriseren | zouden autoriseren | zouden autoriseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geautoriseerd | hebt geautoriseerd | hebt/heeft geautoriseerd | hebt geautoriseerd | heeft geautoriseerd | hebben geautoriseerd | hebben geautoriseerd | hebben geautoriseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geautoriseerd | had geautoriseerd | had geautoriseerd | hadt geautoriseerd | had geautoriseerd | hadden geautoriseerd | hadden geautoriseerd | hadden geautoriseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geautoriseerd hebben | zal/zult geautoriseerd hebben | zult/zal geautoriseerd hebben | zult geautoriseerd hebben | zal geautoriseerd hebben | zullen geautoriseerd hebben | zullen geautoriseerd hebben | zullen geautoriseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geautoriseerd hebben | zou geautoriseerd hebben | zou/zoudt geautoriseerd hebben | zoudt geautoriseerd hebben | zou geautoriseerd hebben | zouden geautoriseerd hebben | zouden geautoriseerd hebben | zouden geautoriseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geautoriseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geautoriseerd | er is geautoriseerd | |||||||||
verleden | er werd geautoriseerd | er was geautoriseerd | |||||||||
toekomend | er zal geautoriseerd worden | er zal geautoriseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geautoriseerd worden | er zou geautoriseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geautoriseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geautoriseerd worden | geautoriseerd te worden | ||||||||
toekomend | geautoriseerd zullen worden | geautoriseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geautoriseerd zijn | geautoriseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geautoriseerd zullen zijn | geautoriseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geautoriseerd | wordt geautoriseerd | wordt geautoriseerd | wordt geautoriseerd | wordt geautoriseerd | worden geautoriseerd | worden geautoriseerd | worden geautoriseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geautoriseerd | werd geautoriseerd | werd geautoriseerd | werdt geautoriseerd | werd geautoriseerd | werden geautoriseerd | werden geautoriseerd | werden geautoriseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geautoriseerd worden | zult geautoriseerd worden | zult geautoriseerd worden | zult geautoriseerd worden | zal geautoriseerd worden | zullen geautoriseerd worden | zullen geautoriseerd worden | zullen geautoriseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geautoriseerd worden | zou geautoriseerd worden | zou/zoudt geautoriseerd worden | zoudt geautoriseerd worden | zou geautoriseerd worden | zouden geautoriseerd worden | zouden geautoriseerd worden | zouden geautoriseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geautoriseerd | bent geautoriseerd | bent/is geautoriseerd | zijt geautoriseerd | is geautoriseerd | zijn geautoriseerd | zijn geautoriseerd | zijn geautoriseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geautoriseerd | was geautoriseerd | was geautoriseerd | waart geautoriseerd | was geautoriseerd | waren geautoriseerd | waren geautoriseerd | waren geautoriseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geautoriseerd zijn | zult geautoriseerd zijn | zult geautoriseerd zijn | zult geautoriseerd zijn | zal geautoriseerd zijn | zullen geautoriseerd zijn | zullen geautoriseerd zijn | zullen geautoriseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geautoriseerd zijn | zou geautoriseerd zijn | zou/zoudt geautoriseerd zijn | zoudt geautoriseerd zijn | zou geautoriseerd zijn | zouden geautoriseerd zijn | zouden geautoriseerd zijn | zouden geautoriseerd zijn |