vervoeging van de bedrijvende vorm van balkaniseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | balkaniseren | te balkaniseren | ||||||||
toekomend | zullen balkaniseren | te zullen balkaniseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebalkaniseerd | te hebben gebalkaniseerd | ||||||||
toekomend | gebalkaniseerd zullen hebben | gebalkaniseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
balkaniserend | gebalkaniseerd | ev. balkaniseer |
mv. verouderd balkaniseert |
balkanisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | balkaniseer | balkaniseert | balkaniseert | balkaniseert | balkaniseert | balkaniseren | balkaniseren | balkaniseren | |||
verleden (o.v.t.) | balkaniseerde | balkaniseerde | balkaniseerde | balkaniseerde | balkaniseerde | balkaniseerden | balkaniseerden | balkaniseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal balkaniseren | zult/zal balkaniseren | zult/zal balkaniseren | zult balkaniseren | zal balkaniseren | zullen balkaniseren | zullen balkaniseren | zullen balkaniseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou balkaniseren | zou balkaniseren | zou(dt) balkaniseren | zoudt balkaniseren | zou balkaniseren | zouden balkaniseren | zouden balkaniseren | zouden balkaniseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebalkaniseerd | hebt gebalkaniseerd | hebt/heeft gebalkaniseerd | hebt gebalkaniseerd | heeft gebalkaniseerd | hebben gebalkaniseerd | hebben gebalkaniseerd | hebben gebalkaniseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gebalkaniseerd | had gebalkaniseerd | had gebalkaniseerd | hadt gebalkaniseerd | had gebalkaniseerd | hadden gebalkaniseerd | hadden gebalkaniseerd | hadden gebalkaniseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebalkaniseerd hebben | zal/zult gebalkaniseerd hebben | zult/zal gebalkaniseerd hebben | zult gebalkaniseerd hebben | zal gebalkaniseerd hebben | zullen gebalkaniseerd hebben | zullen gebalkaniseerd hebben | zullen gebalkaniseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebalkaniseerd hebben | zou gebalkaniseerd hebben | zou/zoudt gebalkaniseerd hebben | zoudt gebalkaniseerd hebben | zou gebalkaniseerd hebben | zouden gebalkaniseerd hebben | zouden gebalkaniseerd hebben | zouden gebalkaniseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebalkaniseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebalkaniseerd | er is gebalkaniseerd | |||||||||
verleden | er werd gebalkaniseerd | er was gebalkaniseerd | |||||||||
toekomend | er zal gebalkaniseerd worden | er zal gebalkaniseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebalkaniseerd worden | er zou gebalkaniseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gebalkaniseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebalkaniseerd worden | gebalkaniseerd te worden | ||||||||
toekomend | gebalkaniseerd zullen worden | gebalkaniseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebalkaniseerd zijn | gebalkaniseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gebalkaniseerd zullen zijn | gebalkaniseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebalkaniseerd | wordt gebalkaniseerd | wordt gebalkaniseerd | wordt gebalkaniseerd | wordt gebalkaniseerd | worden gebalkaniseerd | worden gebalkaniseerd | worden gebalkaniseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebalkaniseerd | werd gebalkaniseerd | werd gebalkaniseerd | werdt gebalkaniseerd | werd gebalkaniseerd | werden gebalkaniseerd | werden gebalkaniseerd | werden gebalkaniseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebalkaniseerd worden | zult gebalkaniseerd worden | zult gebalkaniseerd worden | zult gebalkaniseerd worden | zal gebalkaniseerd worden | zullen gebalkaniseerd worden | zullen gebalkaniseerd worden | zullen gebalkaniseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebalkaniseerd worden | zou gebalkaniseerd worden | zou/zoudt gebalkaniseerd worden | zoudt gebalkaniseerd worden | zou gebalkaniseerd worden | zouden gebalkaniseerd worden | zouden gebalkaniseerd worden | zouden gebalkaniseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebalkaniseerd | bent gebalkaniseerd | bent/is gebalkaniseerd | zijt gebalkaniseerd | is gebalkaniseerd | zijn gebalkaniseerd | zijn gebalkaniseerd | zijn gebalkaniseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gebalkaniseerd | was gebalkaniseerd | was gebalkaniseerd | waart gebalkaniseerd | was gebalkaniseerd | waren gebalkaniseerd | waren gebalkaniseerd | waren gebalkaniseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebalkaniseerd zijn | zult gebalkaniseerd zijn | zult gebalkaniseerd zijn | zult gebalkaniseerd zijn | zal gebalkaniseerd zijn | zullen gebalkaniseerd zijn | zullen gebalkaniseerd zijn | zullen gebalkaniseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebalkaniseerd zijn | zou gebalkaniseerd zijn | zou/zoudt gebalkaniseerd zijn | zoudt gebalkaniseerd zijn | zou gebalkaniseerd zijn | zouden gebalkaniseerd zijn | zouden gebalkaniseerd zijn | zouden gebalkaniseerd zijn |