vervoeging van de bedrijvende vorm van bedwingen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bedwingen | te bedwingen | ||||||||
toekomend | zullen bedwingen | te zullen bedwingen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bedwongen | te hebben bedwongen | ||||||||
toekomend | bedwongen zullen hebben | bedwongen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bedwingend | bedwongen | ev. bedwing |
mv. verouderd bedwingt |
bedwinge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bedwing | bedwingt | bedwingt | bedwingt | bedwingt | bedwingen | bedwingen | bedwingen | |||
verleden (o.v.t.) | bedwong | bedwong | bedwong | bedwongt | bedwong | bedwongen | bedwongen | bedwongen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bedwingen | zult/zal bedwingen | zult/zal bedwingen | zult bedwingen | zal bedwingen | zullen bedwingen | zullen bedwingen | zullen bedwingen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bedwingen | zou bedwingen | zou(dt) bedwingen | zoudt bedwingen | zou bedwingen | zouden bedwingen | zouden bedwingen | zouden bedwingen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bedwongen | hebt bedwongen | hebt/heeft bedwongen | hebt bedwongen | heeft bedwongen | hebben bedwongen | hebben bedwongen | hebben bedwongen | |||
verleden (v.v.t.) | had bedwongen | had bedwongen | had bedwongen | hadt bedwongen | had bedwongen | hadden bedwongen | hadden bedwongen | hadden bedwongen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bedwongen hebben | zal/zult bedwongen hebben | zult/zal bedwongen hebben | zult bedwongen hebben | zal bedwongen hebben | zullen bedwongen hebben | zullen bedwongen hebben | zullen bedwongen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bedwongen hebben | zou bedwongen hebben | zou/zoudt bedwongen hebben | zoudt bedwongen hebben | zou bedwongen hebben | zouden bedwongen hebben | zouden bedwongen hebben | zouden bedwongen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bedwongen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bedwongen | er is bedwongen | |||||||||
verleden | er werd bedwongen | er was bedwongen | |||||||||
toekomend | er zal bedwongen worden | er zal bedwongen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bedwongen worden | er zou bedwongen zijn | |||||||||
lijdende vorm bedwongen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bedwongen worden | bedwongen te worden | ||||||||
toekomend | bedwongen zullen worden | bedwongen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bedwongen zijn | bedwongen te zijn | ||||||||
toekomend | bedwongen zullen zijn | bedwongen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bedwongen | wordt bedwongen | wordt bedwongen | wordt bedwongen | wordt bedwongen | worden bedwongen | worden bedwongen | worden bedwongen | |||
verleden (o.v.t.) | werd bedwongen | werd bedwongen | werd bedwongen | werdt bedwongen | werd bedwongen | werden bedwongen | werden bedwongen | werden bedwongen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bedwongen worden | zult bedwongen worden | zult bedwongen worden | zult bedwongen worden | zal bedwongen worden | zullen bedwongen worden | zullen bedwongen worden | zullen bedwongen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bedwongen worden | zou bedwongen worden | zou/zoudt bedwongen worden | zoudt bedwongen worden | zou bedwongen worden | zouden bedwongen worden | zouden bedwongen worden | zouden bedwongen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bedwongen | bent bedwongen | bent/is bedwongen | zijt bedwongen | is bedwongen | zijn bedwongen | zijn bedwongen | zijn bedwongen | |||
verleden (v.v.t.) | was bedwongen | was bedwongen | was bedwongen | waart bedwongen | was bedwongen | waren bedwongen | waren bedwongen | waren bedwongen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bedwongen zijn | zult bedwongen zijn | zult bedwongen zijn | zult bedwongen zijn | zal bedwongen zijn | zullen bedwongen zijn | zullen bedwongen zijn | zullen bedwongen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bedwongen zijn | zou bedwongen zijn | zou/zoudt bedwongen zijn | zoudt bedwongen zijn | zou bedwongen zijn | zouden bedwongen zijn | zouden bedwongen zijn | zouden bedwongen zijn |