vervoeging van de bedrijvende vorm van bekonkelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekonkelen | te bekonkelen | ||||||||
toekomend | zullen bekonkelen | te zullen bekonkelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bekonkeld | te hebben bekonkeld | ||||||||
toekomend | bekonkeld zullen hebben | bekonkeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bekonkelend | bekonkeld | ev. bekonkel |
mv. verouderd bekonkelt |
bekonkele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bekonkel | bekonkelt | bekonkelt | bekonkelt | bekonkelt | bekonkelen | bekonkelen | bekonkelen | |||
verleden (o.v.t.) | bekonkelde | bekonkelde | bekonkelde | bekonkelde | bekonkelde | bekonkelden | bekonkelden | bekonkelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekonkelen | zult/zal bekonkelen | zult/zal bekonkelen | zult bekonkelen | zal bekonkelen | zullen bekonkelen | zullen bekonkelen | zullen bekonkelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekonkelen | zou bekonkelen | zou(dt) bekonkelen | zoudt bekonkelen | zou bekonkelen | zouden bekonkelen | zouden bekonkelen | zouden bekonkelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bekonkeld | hebt bekonkeld | hebt/heeft bekonkeld | hebt bekonkeld | heeft bekonkeld | hebben bekonkeld | hebben bekonkeld | hebben bekonkeld | |||
verleden (v.v.t.) | had bekonkeld | had bekonkeld | had bekonkeld | hadt bekonkeld | had bekonkeld | hadden bekonkeld | hadden bekonkeld | hadden bekonkeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekonkeld hebben | zal/zult bekonkeld hebben | zult/zal bekonkeld hebben | zult bekonkeld hebben | zal bekonkeld hebben | zullen bekonkeld hebben | zullen bekonkeld hebben | zullen bekonkeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekonkeld hebben | zou bekonkeld hebben | zou/zoudt bekonkeld hebben | zoudt bekonkeld hebben | zou bekonkeld hebben | zouden bekonkeld hebben | zouden bekonkeld hebben | zouden bekonkeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bekonkeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bekonkeld | er is bekonkeld | |||||||||
verleden | er werd bekonkeld | er was bekonkeld | |||||||||
toekomend | er zal bekonkeld worden | er zal bekonkeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bekonkeld worden | er zou bekonkeld zijn | |||||||||
lijdende vorm bekonkeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekonkeld worden | bekonkeld te worden | ||||||||
toekomend | bekonkeld zullen worden | bekonkeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bekonkeld zijn | bekonkeld te zijn | ||||||||
toekomend | bekonkeld zullen zijn | bekonkeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bekonkeld | wordt bekonkeld | wordt bekonkeld | wordt bekonkeld | wordt bekonkeld | worden bekonkeld | worden bekonkeld | worden bekonkeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd bekonkeld | werd bekonkeld | werd bekonkeld | werdt bekonkeld | werd bekonkeld | werden bekonkeld | werden bekonkeld | werden bekonkeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekonkeld worden | zult bekonkeld worden | zult bekonkeld worden | zult bekonkeld worden | zal bekonkeld worden | zullen bekonkeld worden | zullen bekonkeld worden | zullen bekonkeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekonkeld worden | zou bekonkeld worden | zou/zoudt bekonkeld worden | zoudt bekonkeld worden | zou bekonkeld worden | zouden bekonkeld worden | zouden bekonkeld worden | zouden bekonkeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bekonkeld | bent bekonkeld | bent/is bekonkeld | zijt bekonkeld | is bekonkeld | zijn bekonkeld | zijn bekonkeld | zijn bekonkeld | |||
verleden (v.v.t.) | was bekonkeld | was bekonkeld | was bekonkeld | waart bekonkeld | was bekonkeld | waren bekonkeld | waren bekonkeld | waren bekonkeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekonkeld zijn | zult bekonkeld zijn | zult bekonkeld zijn | zult bekonkeld zijn | zal bekonkeld zijn | zullen bekonkeld zijn | zullen bekonkeld zijn | zullen bekonkeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekonkeld zijn | zou bekonkeld zijn | zou/zoudt bekonkeld zijn | zoudt bekonkeld zijn | zou bekonkeld zijn | zouden bekonkeld zijn | zouden bekonkeld zijn | zouden bekonkeld zijn |