vervoeging van de bedrijvende vorm van bekruipen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekruipen | te bekruipen | ||||||||
toekomend | zullen bekruipen | te zullen bekruipen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bekropen | te hebben bekropen | ||||||||
toekomend | bekropen zullen hebben | bekropen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bekruipend | bekropen | ev. bekruip |
mv. verouderd bekruipt |
bekruipe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bekruip | bekruipt | bekruipt | bekruipt | bekruipt | bekruipen | bekruipen | bekruipen | |||
verleden (o.v.t.) | bekroop | bekroop | bekroop | bekroopt | bekroop | bekropen | bekropen | bekropen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekruipen | zult/zal bekruipen | zult/zal bekruipen | zult bekruipen | zal bekruipen | zullen bekruipen | zullen bekruipen | zullen bekruipen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekruipen | zou bekruipen | zou(dt) bekruipen | zoudt bekruipen | zou bekruipen | zouden bekruipen | zouden bekruipen | zouden bekruipen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bekropen | hebt bekropen | hebt/heeft bekropen | hebt bekropen | heeft bekropen | hebben bekropen | hebben bekropen | hebben bekropen | |||
verleden (v.v.t.) | had bekropen | had bekropen | had bekropen | hadt bekropen | had bekropen | hadden bekropen | hadden bekropen | hadden bekropen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekropen hebben | zal/zult bekropen hebben | zult/zal bekropen hebben | zult bekropen hebben | zal bekropen hebben | zullen bekropen hebben | zullen bekropen hebben | zullen bekropen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekropen hebben | zou bekropen hebben | zou/zoudt bekropen hebben | zoudt bekropen hebben | zou bekropen hebben | zouden bekropen hebben | zouden bekropen hebben | zouden bekropen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bekropen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bekropen | er is bekropen | |||||||||
verleden | er werd bekropen | er was bekropen | |||||||||
toekomend | er zal bekropen worden | er zal bekropen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bekropen worden | er zou bekropen zijn | |||||||||
lijdende vorm bekropen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekropen worden | bekropen te worden | ||||||||
toekomend | bekropen zullen worden | bekropen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bekropen zijn | bekropen te zijn | ||||||||
toekomend | bekropen zullen zijn | bekropen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bekropen | wordt bekropen | wordt bekropen | wordt bekropen | wordt bekropen | worden bekropen | worden bekropen | worden bekropen | |||
verleden (o.v.t.) | werd bekropen | werd bekropen | werd bekropen | werdt bekropen | werd bekropen | werden bekropen | werden bekropen | werden bekropen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekropen worden | zult bekropen worden | zult bekropen worden | zult bekropen worden | zal bekropen worden | zullen bekropen worden | zullen bekropen worden | zullen bekropen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekropen worden | zou bekropen worden | zou/zoudt bekropen worden | zoudt bekropen worden | zou bekropen worden | zouden bekropen worden | zouden bekropen worden | zouden bekropen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bekropen | bent bekropen | bent/is bekropen | zijt bekropen | is bekropen | zijn bekropen | zijn bekropen | zijn bekropen | |||
verleden (v.v.t.) | was bekropen | was bekropen | was bekropen | waart bekropen | was bekropen | waren bekropen | waren bekropen | waren bekropen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekropen zijn | zult bekropen zijn | zult bekropen zijn | zult bekropen zijn | zal bekropen zijn | zullen bekropen zijn | zullen bekropen zijn | zullen bekropen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekropen zijn | zou bekropen zijn | zou/zoudt bekropen zijn | zoudt bekropen zijn | zou bekropen zijn | zouden bekropen zijn | zouden bekropen zijn | zouden bekropen zijn |