vervoeging van de bedrijvende vorm van beliegen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beliegen | te beliegen | ||||||||
toekomend | zullen beliegen | te zullen beliegen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben belogen | te hebben belogen | ||||||||
toekomend | belogen zullen hebben | belogen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beliegend | belogen | ev. belieg |
mv. verouderd beliegt |
beliege | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | belieg | beliegt | beliegt | beliegt | beliegt | beliegen | beliegen | beliegen | |||
verleden (o.v.t.) | beloog | beloog | beloog | beloogt | beloog | belogen | belogen | belogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beliegen | zult/zal beliegen | zult/zal beliegen | zult beliegen | zal beliegen | zullen beliegen | zullen beliegen | zullen beliegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beliegen | zou beliegen | zou(dt) beliegen | zoudt beliegen | zou beliegen | zouden beliegen | zouden beliegen | zouden beliegen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb belogen | hebt belogen | hebt/heeft belogen | hebt belogen | heeft belogen | hebben belogen | hebben belogen | hebben belogen | |||
verleden (v.v.t.) | had belogen | had belogen | had belogen | hadt belogen | had belogen | hadden belogen | hadden belogen | hadden belogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal belogen hebben | zal/zult belogen hebben | zult/zal belogen hebben | zult belogen hebben | zal belogen hebben | zullen belogen hebben | zullen belogen hebben | zullen belogen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou belogen hebben | zou belogen hebben | zou/zoudt belogen hebben | zoudt belogen hebben | zou belogen hebben | zouden belogen hebben | zouden belogen hebben | zouden belogen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm belogen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt belogen | er is belogen | |||||||||
verleden | er werd belogen | er was belogen | |||||||||
toekomend | er zal belogen worden | er zal belogen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou belogen worden | er zou belogen zijn | |||||||||
lijdende vorm belogen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | belogen worden | belogen te worden | ||||||||
toekomend | belogen zullen worden | belogen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | belogen zijn | belogen te zijn | ||||||||
toekomend | belogen zullen zijn | belogen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word belogen | wordt belogen | wordt belogen | wordt belogen | wordt belogen | worden belogen | worden belogen | worden belogen | |||
verleden (o.v.t.) | werd belogen | werd belogen | werd belogen | werdt belogen | werd belogen | werden belogen | werden belogen | werden belogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal belogen worden | zult belogen worden | zult belogen worden | zult belogen worden | zal belogen worden | zullen belogen worden | zullen belogen worden | zullen belogen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou belogen worden | zou belogen worden | zou/zoudt belogen worden | zoudt belogen worden | zou belogen worden | zouden belogen worden | zouden belogen worden | zouden belogen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben belogen | bent belogen | bent/is belogen | zijt belogen | is belogen | zijn belogen | zijn belogen | zijn belogen | |||
verleden (v.v.t.) | was belogen | was belogen | was belogen | waart belogen | was belogen | waren belogen | waren belogen | waren belogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal belogen zijn | zult belogen zijn | zult belogen zijn | zult belogen zijn | zal belogen zijn | zullen belogen zijn | zullen belogen zijn | zullen belogen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou belogen zijn | zou belogen zijn | zou/zoudt belogen zijn | zoudt belogen zijn | zou belogen zijn | zouden belogen zijn | zouden belogen zijn | zouden belogen zijn |