vervoeging van de bedrijvende vorm van bewandelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewandelen | te bewandelen | ||||||||
toekomend | zullen bewandelen | te zullen bewandelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bewandeld | te hebben bewandeld | ||||||||
toekomend | bewandeld zullen hebben | bewandeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bewandelend | bewandeld | ev. bewandel |
mv. verouderd bewandelt |
bewandele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bewandel | bewandelt | bewandelt | bewandelt | bewandelt | bewandelen | bewandelen | bewandelen | |||
verleden (o.v.t.) | bewandelde | bewandelde | bewandelde | bewandelde | bewandelde | bewandelden | bewandelden | bewandelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewandelen | zult/zal bewandelen | zult/zal bewandelen | zult bewandelen | zal bewandelen | zullen bewandelen | zullen bewandelen | zullen bewandelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewandelen | zou bewandelen | zou(dt) bewandelen | zoudt bewandelen | zou bewandelen | zouden bewandelen | zouden bewandelen | zouden bewandelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bewandeld | hebt bewandeld | hebt/heeft bewandeld | hebt bewandeld | heeft bewandeld | hebben bewandeld | hebben bewandeld | hebben bewandeld | |||
verleden (v.v.t.) | had bewandeld | had bewandeld | had bewandeld | hadt bewandeld | had bewandeld | hadden bewandeld | hadden bewandeld | hadden bewandeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewandeld hebben | zal/zult bewandeld hebben | zult/zal bewandeld hebben | zult bewandeld hebben | zal bewandeld hebben | zullen bewandeld hebben | zullen bewandeld hebben | zullen bewandeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewandeld hebben | zou bewandeld hebben | zou/zoudt bewandeld hebben | zoudt bewandeld hebben | zou bewandeld hebben | zouden bewandeld hebben | zouden bewandeld hebben | zouden bewandeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bewandeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bewandeld | er is bewandeld | |||||||||
verleden | er werd bewandeld | er was bewandeld | |||||||||
toekomend | er zal bewandeld worden | er zal bewandeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bewandeld worden | er zou bewandeld zijn | |||||||||
lijdende vorm bewandeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewandeld worden | bewandeld te worden | ||||||||
toekomend | bewandeld zullen worden | bewandeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bewandeld zijn | bewandeld te zijn | ||||||||
toekomend | bewandeld zullen zijn | bewandeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bewandeld | wordt bewandeld | wordt bewandeld | wordt bewandeld | wordt bewandeld | worden bewandeld | worden bewandeld | worden bewandeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd bewandeld | werd bewandeld | werd bewandeld | werdt bewandeld | werd bewandeld | werden bewandeld | werden bewandeld | werden bewandeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewandeld worden | zult bewandeld worden | zult bewandeld worden | zult bewandeld worden | zal bewandeld worden | zullen bewandeld worden | zullen bewandeld worden | zullen bewandeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewandeld worden | zou bewandeld worden | zou/zoudt bewandeld worden | zoudt bewandeld worden | zou bewandeld worden | zouden bewandeld worden | zouden bewandeld worden | zouden bewandeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bewandeld | bent bewandeld | bent/is bewandeld | zijt bewandeld | is bewandeld | zijn bewandeld | zijn bewandeld | zijn bewandeld | |||
verleden (v.v.t.) | was bewandeld | was bewandeld | was bewandeld | waart bewandeld | was bewandeld | waren bewandeld | waren bewandeld | waren bewandeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewandeld zijn | zult bewandeld zijn | zult bewandeld zijn | zult bewandeld zijn | zal bewandeld zijn | zullen bewandeld zijn | zullen bewandeld zijn | zullen bewandeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewandeld zijn | zou bewandeld zijn | zou/zoudt bewandeld zijn | zoudt bewandeld zijn | zou bewandeld zijn | zouden bewandeld zijn | zouden bewandeld zijn | zouden bewandeld zijn |