vervoeging van de bedrijvende vorm van bezaaien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bezaaien | te bezaaien | ||||||||
toekomend | zullen bezaaien | te zullen bezaaien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bezaaid | te hebben bezaaid | ||||||||
toekomend | bezaaid zullen hebben | bezaaid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bezaaiend | bezaaid | ev. bezaai |
mv. verouderd bezaait |
bezaaie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bezaai | bezaait | bezaait | bezaait | bezaait | bezaaien | bezaaien | bezaaien | |||
verleden (o.v.t.) | bezaaide | bezaaide | bezaaide | bezaaide | bezaaide | bezaaiden | bezaaiden | bezaaiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bezaaien | zult/zal bezaaien | zult/zal bezaaien | zult bezaaien | zal bezaaien | zullen bezaaien | zullen bezaaien | zullen bezaaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bezaaien | zou bezaaien | zou(dt) bezaaien | zoudt bezaaien | zou bezaaien | zouden bezaaien | zouden bezaaien | zouden bezaaien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bezaaid | hebt bezaaid | hebt/heeft bezaaid | hebt bezaaid | heeft bezaaid | hebben bezaaid | hebben bezaaid | hebben bezaaid | |||
verleden (v.v.t.) | had bezaaid | had bezaaid | had bezaaid | hadt bezaaid | had bezaaid | hadden bezaaid | hadden bezaaid | hadden bezaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bezaaid hebben | zal/zult bezaaid hebben | zult/zal bezaaid hebben | zult bezaaid hebben | zal bezaaid hebben | zullen bezaaid hebben | zullen bezaaid hebben | zullen bezaaid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bezaaid hebben | zou bezaaid hebben | zou/zoudt bezaaid hebben | zoudt bezaaid hebben | zou bezaaid hebben | zouden bezaaid hebben | zouden bezaaid hebben | zouden bezaaid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bezaaid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bezaaid | er is bezaaid | |||||||||
verleden | er werd bezaaid | er was bezaaid | |||||||||
toekomend | er zal bezaaid worden | er zal bezaaid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bezaaid worden | er zou bezaaid zijn | |||||||||
lijdende vorm bezaaid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bezaaid worden | bezaaid te worden | ||||||||
toekomend | bezaaid zullen worden | bezaaid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bezaaid zijn | bezaaid te zijn | ||||||||
toekomend | bezaaid zullen zijn | bezaaid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bezaaid | wordt bezaaid | wordt bezaaid | wordt bezaaid | wordt bezaaid | worden bezaaid | worden bezaaid | worden bezaaid | |||
verleden (o.v.t.) | werd bezaaid | werd bezaaid | werd bezaaid | werdt bezaaid | werd bezaaid | werden bezaaid | werden bezaaid | werden bezaaid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bezaaid worden | zult bezaaid worden | zult bezaaid worden | zult bezaaid worden | zal bezaaid worden | zullen bezaaid worden | zullen bezaaid worden | zullen bezaaid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bezaaid worden | zou bezaaid worden | zou/zoudt bezaaid worden | zoudt bezaaid worden | zou bezaaid worden | zouden bezaaid worden | zouden bezaaid worden | zouden bezaaid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bezaaid | bent bezaaid | bent/is bezaaid | zijt bezaaid | is bezaaid | zijn bezaaid | zijn bezaaid | zijn bezaaid | |||
verleden (v.v.t.) | was bezaaid | was bezaaid | was bezaaid | waart bezaaid | was bezaaid | waren bezaaid | waren bezaaid | waren bezaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bezaaid zijn | zult bezaaid zijn | zult bezaaid zijn | zult bezaaid zijn | zal bezaaid zijn | zullen bezaaid zijn | zullen bezaaid zijn | zullen bezaaid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bezaaid zijn | zou bezaaid zijn | zou/zoudt bezaaid zijn | zoudt bezaaid zijn | zou bezaaid zijn | zouden bezaaid zijn | zouden bezaaid zijn | zouden bezaaid zijn |