breedsprakigheid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord breedsprakigheid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord breedsprakigheid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je breedsprakigheid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord breedsprakigheid is hier. De definitie van het woord breedsprakigheid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbreedsprakigheid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • breed·spra·kig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord breedsprakigheid breedsprakigheden
verkleinwoord

de breedsprakigheidv

  1. het (te) veel woorden gebruiken bij het spreken
     Hij verliet de bombastische versmaat met zijn cesuur door de regels in een viervoetig metrum te persen, zoals men in proza met breedsprakigheid strijdt.[2]
     “We hebben duidelijke overeenkomsten, ja. Breedsprakigheid, graag een verhaal vertellen – ook al is het voor de vijftiende keer, creativiteit en vasthoudendheid. Ik moet het namelijk niet hebben van mijn talent, maar van heel erg m’n best doen.”[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  3. Bronlink geraadpleegd op 31 maart 2022 Weblink bron
    Geschreven door:Nick Muller
    “Zelfportret Bennie Jolink: ’Bekende Nederlanders, dat zijn publiciteitsgeile narcisten’” (14/05/2015), HP de Tijd