vervoeging van de bedrijvende vorm van creosoteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | creosoteren | te creosoteren | ||||||
toekomend | zullen creosoteren | te zullen creosoteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecreosoteerd | te hebben gecreosoteerd | ||||||
toekomend | gecreosoteerd zullen hebben | gecreosoteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
creosoterend | gecreosoteerd | ev. creosoteer |
mv. verouderd creosoteert |
creosotere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | creosoteer | creosoteert | creosoteert | creosoteert | creosoteert | creosoteren | creosoteren | creosoteren | |
verleden (o.v.t.) | creosoteerde | creosoteerde | creosoteerde | creosoteerde | creosoteerde | creosoteerden | creosoteerden | creosoteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal creosoteren | zult/zal creosoteren | zult/zal creosoteren | zult creosoteren | zal creosoteren | zullen creosoteren | zullen creosoteren | zullen creosoteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou creosoteren | zou creosoteren | zou(dt) creosoteren | zoudt creosoteren | zou creosoteren | zouden creosoteren | zouden creosoteren | zouden creosoteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecreosoteerd | hebt gecreosoteerd | hebt/heeft gecreosoteerd | hebt gecreosoteerd | heeft gecreosoteerd | hebben gecreosoteerd | hebben gecreosoteerd | hebben gecreosoteerd | |
verleden (v.v.t.) | had gecreosoteerd | had gecreosoteerd | had gecreosoteerd | hadt gecreosoteerd | had gecreosoteerd | hadden gecreosoteerd | hadden gecreosoteerd | hadden gecreosoteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecreosoteerd hebben | zal/zult gecreosoteerd hebben | zult/zal gecreosoteerd hebben | zult gecreosoteerd hebben | zal gecreosoteerd hebben | zullen gecreosoteerd hebben | zullen gecreosoteerd hebben | zullen gecreosoteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecreosoteerd hebben | zou gecreosoteerd hebben | zou/zoudt gecreosoteerd hebben | zoudt gecreosoteerd hebben | zou gecreosoteerd hebben | zouden gecreosoteerd hebben | zouden gecreosoteerd hebben | zouden gecreosoteerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gecreosoteerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gecreosoteerd | er is gecreosoteerd | |||||||
verleden | er werd gecreosoteerd | er was gecreosoteerd | |||||||
toekomend | er zal gecreosoteerd worden | er zal gecreosoteerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gecreosoteerd worden | er zou gecreosoteerd zijn |