vervoeging van de bedrijvende vorm van decoderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | decoderen | te decoderen | ||||||||
toekomend | zullen decoderen | te zullen decoderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedecodeerd | te hebben gedecodeerd | ||||||||
toekomend | gedecodeerd zullen hebben | gedecodeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
decoderend | gedecodeerd | ev. decodeer |
mv. verouderd decodeert |
decodere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | decodeer | decodeert | decodeert | decodeert | decodeert | decoderen | decoderen | decoderen | |||
verleden (o.v.t.) | decodeerde | decodeerde | decodeerde | decodeerde | decodeerde | decodeerden | decodeerden | decodeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal decoderen | zult/zal decoderen | zult/zal decoderen | zult decoderen | zal decoderen | zullen decoderen | zullen decoderen | zullen decoderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou decoderen | zou decoderen | zou(dt) decoderen | zoudt decoderen | zou decoderen | zouden decoderen | zouden decoderen | zouden decoderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedecodeerd | hebt gedecodeerd | hebt/heeft gedecodeerd | hebt gedecodeerd | heeft gedecodeerd | hebben gedecodeerd | hebben gedecodeerd | hebben gedecodeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedecodeerd | had gedecodeerd | had gedecodeerd | hadt gedecodeerd | had gedecodeerd | hadden gedecodeerd | hadden gedecodeerd | hadden gedecodeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecodeerd hebben | zal/zult gedecodeerd hebben | zult/zal gedecodeerd hebben | zult gedecodeerd hebben | zal gedecodeerd hebben | zullen gedecodeerd hebben | zullen gedecodeerd hebben | zullen gedecodeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecodeerd hebben | zou gedecodeerd hebben | zou/zoudt gedecodeerd hebben | zoudt gedecodeerd hebben | zou gedecodeerd hebben | zouden gedecodeerd hebben | zouden gedecodeerd hebben | zouden gedecodeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedecodeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedecodeerd | er is gedecodeerd | |||||||||
verleden | er werd gedecodeerd | er was gedecodeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedecodeerd worden | er zal gedecodeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedecodeerd worden | er zou gedecodeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedecodeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedecodeerd worden | gedecodeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedecodeerd zullen worden | gedecodeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedecodeerd zijn | gedecodeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedecodeerd zullen zijn | gedecodeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedecodeerd | wordt gedecodeerd | wordt gedecodeerd | wordt gedecodeerd | wordt gedecodeerd | worden gedecodeerd | worden gedecodeerd | worden gedecodeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedecodeerd | werd gedecodeerd | werd gedecodeerd | werdt gedecodeerd | werd gedecodeerd | werden gedecodeerd | werden gedecodeerd | werden gedecodeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedecodeerd worden | zult gedecodeerd worden | zult gedecodeerd worden | zult gedecodeerd worden | zal gedecodeerd worden | zullen gedecodeerd worden | zullen gedecodeerd worden | zullen gedecodeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedecodeerd worden | zou gedecodeerd worden | zou/zoudt gedecodeerd worden | zoudt gedecodeerd worden | zou gedecodeerd worden | zouden gedecodeerd worden | zouden gedecodeerd worden | zouden gedecodeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedecodeerd | bent gedecodeerd | bent/is gedecodeerd | zijt gedecodeerd | is gedecodeerd | zijn gedecodeerd | zijn gedecodeerd | zijn gedecodeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedecodeerd | was gedecodeerd | was gedecodeerd | waart gedecodeerd | was gedecodeerd | waren gedecodeerd | waren gedecodeerd | waren gedecodeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecodeerd zijn | zult gedecodeerd zijn | zult gedecodeerd zijn | zult gedecodeerd zijn | zal gedecodeerd zijn | zullen gedecodeerd zijn | zullen gedecodeerd zijn | zullen gedecodeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecodeerd zijn | zou gedecodeerd zijn | zou/zoudt gedecodeerd zijn | zoudt gedecodeerd zijn | zou gedecodeerd zijn | zouden gedecodeerd zijn | zouden gedecodeerd zijn | zouden gedecodeerd zijn |