vervoeging van de bedrijvende vorm van demonteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | demonteren | te demonteren | ||||||||
toekomend | zullen demonteren | te zullen demonteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedemonteerd | te hebben gedemonteerd | ||||||||
toekomend | gedemonteerd zullen hebben | gedemonteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
demonterend | gedemonteerd | ev. demonteer |
mv. verouderd demonteert |
demontere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | demonteer | demonteert | demonteert | demonteert | demonteert | demonteren | demonteren | demonteren | |||
verleden (o.v.t.) | demonteerde | demonteerde | demonteerde | demonteerde | demonteerde | demonteerden | demonteerden | demonteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal demonteren | zult/zal demonteren | zult/zal demonteren | zult demonteren | zal demonteren | zullen demonteren | zullen demonteren | zullen demonteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou demonteren | zou demonteren | zou(dt) demonteren | zoudt demonteren | zou demonteren | zouden demonteren | zouden demonteren | zouden demonteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedemonteerd | hebt gedemonteerd | hebt/heeft gedemonteerd | hebt gedemonteerd | heeft gedemonteerd | hebben gedemonteerd | hebben gedemonteerd | hebben gedemonteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedemonteerd | had gedemonteerd | had gedemonteerd | hadt gedemonteerd | had gedemonteerd | hadden gedemonteerd | hadden gedemonteerd | hadden gedemonteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedemonteerd hebben | zal/zult gedemonteerd hebben | zult/zal gedemonteerd hebben | zult gedemonteerd hebben | zal gedemonteerd hebben | zullen gedemonteerd hebben | zullen gedemonteerd hebben | zullen gedemonteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedemonteerd hebben | zou gedemonteerd hebben | zou/zoudt gedemonteerd hebben | zoudt gedemonteerd hebben | zou gedemonteerd hebben | zouden gedemonteerd hebben | zouden gedemonteerd hebben | zouden gedemonteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedemonteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedemonteerd | er is gedemonteerd | |||||||||
verleden | er werd gedemonteerd | er was gedemonteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedemonteerd worden | er zal gedemonteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedemonteerd worden | er zou gedemonteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedemonteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedemonteerd worden | gedemonteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedemonteerd zullen worden | gedemonteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedemonteerd zijn | gedemonteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedemonteerd zullen zijn | gedemonteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedemonteerd | wordt gedemonteerd | wordt gedemonteerd | wordt gedemonteerd | wordt gedemonteerd | worden gedemonteerd | worden gedemonteerd | worden gedemonteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedemonteerd | werd gedemonteerd | werd gedemonteerd | werdt gedemonteerd | werd gedemonteerd | werden gedemonteerd | werden gedemonteerd | werden gedemonteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedemonteerd worden | zult gedemonteerd worden | zult gedemonteerd worden | zult gedemonteerd worden | zal gedemonteerd worden | zullen gedemonteerd worden | zullen gedemonteerd worden | zullen gedemonteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedemonteerd worden | zou gedemonteerd worden | zou/zoudt gedemonteerd worden | zoudt gedemonteerd worden | zou gedemonteerd worden | zouden gedemonteerd worden | zouden gedemonteerd worden | zouden gedemonteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedemonteerd | bent gedemonteerd | bent/is gedemonteerd | zijt gedemonteerd | is gedemonteerd | zijn gedemonteerd | zijn gedemonteerd | zijn gedemonteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedemonteerd | was gedemonteerd | was gedemonteerd | waart gedemonteerd | was gedemonteerd | waren gedemonteerd | waren gedemonteerd | waren gedemonteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedemonteerd zijn | zult gedemonteerd zijn | zult gedemonteerd zijn | zult gedemonteerd zijn | zal gedemonteerd zijn | zullen gedemonteerd zijn | zullen gedemonteerd zijn | zullen gedemonteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedemonteerd zijn | zou gedemonteerd zijn | zou/zoudt gedemonteerd zijn | zoudt gedemonteerd zijn | zou gedemonteerd zijn | zouden gedemonteerd zijn | zouden gedemonteerd zijn | zouden gedemonteerd zijn |