vervoeging van de bedrijvende vorm van depolariseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | depolariseren | te depolariseren | ||||||||
toekomend | zullen depolariseren | te zullen depolariseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedepolariseerd | te hebben gedepolariseerd | ||||||||
toekomend | gedepolariseerd zullen hebben | gedepolariseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
depolariserend | gedepolariseerd | ev. depolariseer |
mv. verouderd depolariseert |
depolarisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | depolariseer | depolariseert | depolariseert | depolariseert | depolariseert | depolariseren | depolariseren | depolariseren | |||
verleden (o.v.t.) | depolariseerde | depolariseerde | depolariseerde | depolariseerde | depolariseerde | depolariseerden | depolariseerden | depolariseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal depolariseren | zult/zal depolariseren | zult/zal depolariseren | zult depolariseren | zal depolariseren | zullen depolariseren | zullen depolariseren | zullen depolariseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou depolariseren | zou depolariseren | zou(dt) depolariseren | zoudt depolariseren | zou depolariseren | zouden depolariseren | zouden depolariseren | zouden depolariseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedepolariseerd | hebt gedepolariseerd | hebt/heeft gedepolariseerd | hebt gedepolariseerd | heeft gedepolariseerd | hebben gedepolariseerd | hebben gedepolariseerd | hebben gedepolariseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedepolariseerd | had gedepolariseerd | had gedepolariseerd | hadt gedepolariseerd | had gedepolariseerd | hadden gedepolariseerd | hadden gedepolariseerd | hadden gedepolariseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedepolariseerd hebben | zal/zult gedepolariseerd hebben | zult/zal gedepolariseerd hebben | zult gedepolariseerd hebben | zal gedepolariseerd hebben | zullen gedepolariseerd hebben | zullen gedepolariseerd hebben | zullen gedepolariseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedepolariseerd hebben | zou gedepolariseerd hebben | zou/zoudt gedepolariseerd hebben | zoudt gedepolariseerd hebben | zou gedepolariseerd hebben | zouden gedepolariseerd hebben | zouden gedepolariseerd hebben | zouden gedepolariseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedepolariseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedepolariseerd | er is gedepolariseerd | |||||||||
verleden | er werd gedepolariseerd | er was gedepolariseerd | |||||||||
toekomend | er zal gedepolariseerd worden | er zal gedepolariseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedepolariseerd worden | er zou gedepolariseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedepolariseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedepolariseerd worden | gedepolariseerd te worden | ||||||||
toekomend | gedepolariseerd zullen worden | gedepolariseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedepolariseerd zijn | gedepolariseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedepolariseerd zullen zijn | gedepolariseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedepolariseerd | wordt gedepolariseerd | wordt gedepolariseerd | wordt gedepolariseerd | wordt gedepolariseerd | worden gedepolariseerd | worden gedepolariseerd | worden gedepolariseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedepolariseerd | werd gedepolariseerd | werd gedepolariseerd | werdt gedepolariseerd | werd gedepolariseerd | werden gedepolariseerd | werden gedepolariseerd | werden gedepolariseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedepolariseerd worden | zult gedepolariseerd worden | zult gedepolariseerd worden | zult gedepolariseerd worden | zal gedepolariseerd worden | zullen gedepolariseerd worden | zullen gedepolariseerd worden | zullen gedepolariseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedepolariseerd worden | zou gedepolariseerd worden | zou/zoudt gedepolariseerd worden | zoudt gedepolariseerd worden | zou gedepolariseerd worden | zouden gedepolariseerd worden | zouden gedepolariseerd worden | zouden gedepolariseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedepolariseerd | bent gedepolariseerd | bent/is gedepolariseerd | zijt gedepolariseerd | is gedepolariseerd | zijn gedepolariseerd | zijn gedepolariseerd | zijn gedepolariseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedepolariseerd | was gedepolariseerd | was gedepolariseerd | waart gedepolariseerd | was gedepolariseerd | waren gedepolariseerd | waren gedepolariseerd | waren gedepolariseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedepolariseerd zijn | zult gedepolariseerd zijn | zult gedepolariseerd zijn | zult gedepolariseerd zijn | zal gedepolariseerd zijn | zullen gedepolariseerd zijn | zullen gedepolariseerd zijn | zullen gedepolariseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedepolariseerd zijn | zou gedepolariseerd zijn | zou/zoudt gedepolariseerd zijn | zoudt gedepolariseerd zijn | zou gedepolariseerd zijn | zouden gedepolariseerd zijn | zouden gedepolariseerd zijn | zouden gedepolariseerd zijn |