vervoeging van de bedrijvende vorm van detecteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | detecteren | te detecteren | ||||||||
toekomend | zullen detecteren | te zullen detecteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedetecteerd | te hebben gedetecteerd | ||||||||
toekomend | gedetecteerd zullen hebben | gedetecteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
detecterend | gedetecteerd | ev. detecteer |
mv. verouderd detecteert |
detectere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | detecteer | detecteert | detecteert | detecteert | detecteert | detecteren | detecteren | detecteren | |||
verleden (o.v.t.) | detecteerde | detecteerde | detecteerde | detecteerde | detecteerde | detecteerden | detecteerden | detecteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal detecteren | zult/zal detecteren | zult/zal detecteren | zult detecteren | zal detecteren | zullen detecteren | zullen detecteren | zullen detecteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou detecteren | zou detecteren | zou(dt) detecteren | zoudt detecteren | zou detecteren | zouden detecteren | zouden detecteren | zouden detecteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedetecteerd | hebt gedetecteerd | hebt/heeft gedetecteerd | hebt gedetecteerd | heeft gedetecteerd | hebben gedetecteerd | hebben gedetecteerd | hebben gedetecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedetecteerd | had gedetecteerd | had gedetecteerd | hadt gedetecteerd | had gedetecteerd | hadden gedetecteerd | hadden gedetecteerd | hadden gedetecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedetecteerd hebben | zal/zult gedetecteerd hebben | zult/zal gedetecteerd hebben | zult gedetecteerd hebben | zal gedetecteerd hebben | zullen gedetecteerd hebben | zullen gedetecteerd hebben | zullen gedetecteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedetecteerd hebben | zou gedetecteerd hebben | zou/zoudt gedetecteerd hebben | zoudt gedetecteerd hebben | zou gedetecteerd hebben | zouden gedetecteerd hebben | zouden gedetecteerd hebben | zouden gedetecteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedetecteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedetecteerd | er is gedetecteerd | |||||||||
verleden | er werd gedetecteerd | er was gedetecteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedetecteerd worden | er zal gedetecteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedetecteerd worden | er zou gedetecteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedetecteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedetecteerd worden | gedetecteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedetecteerd zullen worden | gedetecteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedetecteerd zijn | gedetecteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedetecteerd zullen zijn | gedetecteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedetecteerd | wordt gedetecteerd | wordt gedetecteerd | wordt gedetecteerd | wordt gedetecteerd | worden gedetecteerd | worden gedetecteerd | worden gedetecteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedetecteerd | werd gedetecteerd | werd gedetecteerd | werdt gedetecteerd | werd gedetecteerd | werden gedetecteerd | werden gedetecteerd | werden gedetecteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedetecteerd worden | zult gedetecteerd worden | zult gedetecteerd worden | zult gedetecteerd worden | zal gedetecteerd worden | zullen gedetecteerd worden | zullen gedetecteerd worden | zullen gedetecteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedetecteerd worden | zou gedetecteerd worden | zou/zoudt gedetecteerd worden | zoudt gedetecteerd worden | zou gedetecteerd worden | zouden gedetecteerd worden | zouden gedetecteerd worden | zouden gedetecteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedetecteerd | bent gedetecteerd | bent/is gedetecteerd | zijt gedetecteerd | is gedetecteerd | zijn gedetecteerd | zijn gedetecteerd | zijn gedetecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedetecteerd | was gedetecteerd | was gedetecteerd | waart gedetecteerd | was gedetecteerd | waren gedetecteerd | waren gedetecteerd | waren gedetecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedetecteerd zijn | zult gedetecteerd zijn | zult gedetecteerd zijn | zult gedetecteerd zijn | zal gedetecteerd zijn | zullen gedetecteerd zijn | zullen gedetecteerd zijn | zullen gedetecteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedetecteerd zijn | zou gedetecteerd zijn | zou/zoudt gedetecteerd zijn | zoudt gedetecteerd zijn | zou gedetecteerd zijn | zouden gedetecteerd zijn | zouden gedetecteerd zijn | zouden gedetecteerd zijn |