vervoeging van de bedrijvende vorm van dichtplakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dichtplakken | dicht te plakken | ||||||||
toekomend | zullen dichtplakken dicht zullen plakken |
te zullen dichtplakken dicht te zullen plakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben dichtgeplakt | te hebben dichtgeplakt | ||||||||
toekomend | dichtgeplakt zullen hebben | dichtgeplakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dichtplakkend | dichtgeplakt | ev. plak dicht |
mv. verouderd plakt dicht |
plakke dicht (bijzin) dichtplakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | plak dicht | plakt dicht | plakt dicht | plakt dicht | plakt dicht | plakken dicht | plakken dicht | plakken dicht | |||
verleden (o.v.t.) | plakte dicht | plakte dicht | plakte dicht | plakte dicht | plakte dicht | plakten dicht | plakten dicht | plakten dicht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichtplakken | zult/zal dichtplakken | zult/zal dichtplakken | zult dichtplakken | zal dichtplakken | zullen dichtplakken | zullen dichtplakken | zullen dichtplakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichtplakken | zou dichtplakken | zou(dt) dichtplakken | zoudt dichtplakken | zou dichtplakken | zouden dichtplakken | zouden dichtplakken | zouden dichtplakken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | dichtplak | dichtplakt | dichtplakt | dichtplakt | dichtplakt | dichtplakken | dichtplakken | dichtplakken | |||
verleden (o.v.t.) | dichtplakte | dichtplakte | dichtplakte | dichtplakte | dichtplakte | dichtplakten | dichtplakten | dichtplakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichtplakken dicht zal plakken |
zult/zal dichtplakken dicht zult/zal plakken |
zult/zal dichtplakken dicht zult/zal plakken |
zult dichtplakken dicht zult plakken |
zal dichtplakken dicht zal plakken |
zullen dichtplakken dicht zullen plakken |
zullen dichtplakken dicht zullen plakken |
zullen dichtplakken dicht zullen plakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichtplakken dicht zou plakken |
zou dichtplakken dicht zou plakken |
zou(dt) dichtplakken dicht zou(dt) plakken |
zoudt dichtplakken dicht zoudt plakken |
zou dichtplakken dicht zou plakken |
zouden dichtplakken dicht zouden plakken |
zouden dichtplakken dicht zouden plakken |
zouden dichtplakken dicht zouden plakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb dichtgeplakt | hebt dichtgeplakt | hebt/heeft dichtgeplakt | hebt dichtgeplakt | heeft dichtgeplakt | hebben dichtgeplakt | hebben dichtgeplakt | hebben dichtgeplakt | |||
verleden (v.v.t.) | had dichtgeplakt | had dichtgeplakt | had dichtgeplakt | hadt dichtgeplakt | had dichtgeplakt | hadden dichtgeplakt | hadden dichtgeplakt | hadden dichtgeplakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dichtgeplakt hebben | zal/zult dichtgeplakt hebben | zult/zal dichtgeplakt hebben | zult dichtgeplakt hebben | zal dichtgeplakt hebben | zullen dichtgeplakt hebben | zullen dichtgeplakt hebben | zullen dichtgeplakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dichtgeplakt hebben | zou dichtgeplakt hebben | zou/zoudt dichtgeplakt hebben | zoudt dichtgeplakt hebben | zou dichtgeplakt hebben | zouden dichtgeplakt hebben | zouden dichtgeplakt hebben | zouden dichtgeplakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm dichtgeplakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt dichtgeplakt | er is dichtgeplakt | |||||||||
verleden | er werd dichtgeplakt | er was dichtgeplakt | |||||||||
toekomend | er zal dichtgeplakt worden | er zal dichtgeplakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou dichtgeplakt worden | er zou dichtgeplakt zijn | |||||||||
lijdende vorm dichtgeplakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dichtgeplakt worden | dichtgeplakt te worden | ||||||||
toekomend | dichtgeplakt zullen worden | dichtgeplakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | dichtgeplakt zijn | dichtgeplakt te zijn | ||||||||
toekomend | dichtgeplakt zullen zijn | dichtgeplakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word dichtgeplakt | wordt dichtgeplakt | wordt dichtgeplakt | wordt dichtgeplakt | wordt dichtgeplakt | worden dichtgeplakt | worden dichtgeplakt | worden dichtgeplakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd dichtgeplakt | werd dichtgeplakt | werd dichtgeplakt | werdt dichtgeplakt | werd dichtgeplakt | werden dichtgeplakt | werden dichtgeplakt | werden dichtgeplakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichtgeplakt worden | zult dichtgeplakt worden | zult dichtgeplakt worden | zult dichtgeplakt worden | zal dichtgeplakt worden | zullen dichtgeplakt worden | zullen dichtgeplakt worden | zullen dichtgeplakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichtgeplakt worden | zou dichtgeplakt worden | zou/zoudt dichtgeplakt worden | zoudt dichtgeplakt worden | zou dichtgeplakt worden | zouden dichtgeplakt worden | zouden dichtgeplakt worden | zouden dichtgeplakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben dichtgeplakt | bent dichtgeplakt | bent/is dichtgeplakt | zijt dichtgeplakt | is dichtgeplakt | zijn dichtgeplakt | zijn dichtgeplakt | zijn dichtgeplakt | |||
verleden (v.v.t.) | was dichtgeplakt | was dichtgeplakt | was dichtgeplakt | waart dichtgeplakt | was dichtgeplakt | waren dichtgeplakt | waren dichtgeplakt | waren dichtgeplakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dichtgeplakt zijn | zult dichtgeplakt zijn | zult dichtgeplakt zijn | zult dichtgeplakt zijn | zal dichtgeplakt zijn | zullen dichtgeplakt zijn | zullen dichtgeplakt zijn | zullen dichtgeplakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dichtgeplakt zijn | zou dichtgeplakt zijn | zou/zoudt dichtgeplakt zijn | zoudt dichtgeplakt zijn | zou dichtgeplakt zijn | zouden dichtgeplakt zijn | zouden dichtgeplakt zijn | zouden dichtgeplakt zijn |