vervoeging van de bedrijvende vorm van diskwalificeren
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
diskwalificeren
|
te diskwalificeren
|
toekomend
|
zullen diskwalificeren
|
te zullen diskwalificeren
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben gediskwalificeerd
|
te hebben gediskwalificeerd
|
toekomend
|
gediskwalificeerd zullen hebben
|
gediskwalificeerd te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
diskwalificerend |
gediskwalificeerd |
ev. diskwalificeer |
mv. verouderd diskwalificeert |
diskwalificere
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
diskwalificeer |
diskwalificeert |
diskwalificeert |
diskwalificeert |
diskwalificeert |
diskwalificeren |
diskwalificeren |
diskwalificeren
|
verleden (o.v.t.) |
diskwalificeerde |
diskwalificeerde |
diskwalificeerde |
diskwalificeerde |
diskwalificeerde |
diskwalificeerden |
diskwalificeerden |
diskwalificeerden
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal diskwalificeren |
zult/zal diskwalificeren |
zult/zal diskwalificeren |
zult diskwalificeren |
zal diskwalificeren |
zullen diskwalificeren |
zullen diskwalificeren |
zullen diskwalificeren
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou diskwalificeren |
zou diskwalificeren |
zou(dt) diskwalificeren |
zoudt diskwalificeren |
zou diskwalificeren |
zouden diskwalificeren |
zouden diskwalificeren |
zouden diskwalificeren
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb gediskwalificeerd |
hebt gediskwalificeerd |
hebt/heeft gediskwalificeerd |
hebt gediskwalificeerd |
heeft gediskwalificeerd |
hebben gediskwalificeerd |
hebben gediskwalificeerd |
hebben gediskwalificeerd
|
verleden (v.v.t.) |
had gediskwalificeerd |
had gediskwalificeerd |
had gediskwalificeerd |
hadt gediskwalificeerd |
had gediskwalificeerd |
hadden gediskwalificeerd |
hadden gediskwalificeerd |
hadden gediskwalificeerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal gediskwalificeerd hebben |
zal/zult gediskwalificeerd hebben |
zult/zal gediskwalificeerd hebben |
zult gediskwalificeerd hebben |
zal gediskwalificeerd hebben |
zullen gediskwalificeerd hebben |
zullen gediskwalificeerd hebben |
zullen gediskwalificeerd hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou gediskwalificeerd hebben |
zou gediskwalificeerd hebben |
zou/zoudt gediskwalificeerd hebben |
zoudt gediskwalificeerd hebben |
zou gediskwalificeerd hebben |
zouden gediskwalificeerd hebben |
zouden gediskwalificeerd hebben |
zouden gediskwalificeerd hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm gediskwalificeerd worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt gediskwalificeerd |
er is gediskwalificeerd
|
verleden |
er werd gediskwalificeerd |
er was gediskwalificeerd
|
toekomend |
er zal gediskwalificeerd worden |
er zal gediskwalificeerd zijn
|
voorwaardelijk |
er zou gediskwalificeerd worden |
er zou gediskwalificeerd zijn
|
lijdende vorm gediskwalificeerd worden
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
gediskwalificeerd worden
|
gediskwalificeerd te worden
|
toekomend
|
gediskwalificeerd zullen worden
|
gediskwalificeerd te zullen worden
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
gediskwalificeerd zijn
|
gediskwalificeerd te zijn
|
toekomend
|
gediskwalificeerd zullen zijn
|
gediskwalificeerd te zullen zijn
|
|
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
word gediskwalificeerd |
wordt gediskwalificeerd |
wordt gediskwalificeerd |
wordt gediskwalificeerd |
wordt gediskwalificeerd |
worden gediskwalificeerd |
worden gediskwalificeerd |
worden gediskwalificeerd
|
verleden (o.v.t.) |
werd gediskwalificeerd |
werd gediskwalificeerd |
werd gediskwalificeerd |
werdt gediskwalificeerd |
werd gediskwalificeerd |
werden gediskwalificeerd |
werden gediskwalificeerd |
werden gediskwalificeerd
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal gediskwalificeerd worden |
zult gediskwalificeerd worden |
zult gediskwalificeerd worden |
zult gediskwalificeerd worden |
zal gediskwalificeerd worden |
zullen gediskwalificeerd worden |
zullen gediskwalificeerd worden |
zullen gediskwalificeerd worden
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou gediskwalificeerd worden |
zou gediskwalificeerd worden |
zou/zoudt gediskwalificeerd worden |
zoudt gediskwalificeerd worden |
zou gediskwalificeerd worden |
zouden gediskwalificeerd worden |
zouden gediskwalificeerd worden |
zouden gediskwalificeerd worden
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
ben gediskwalificeerd |
bent gediskwalificeerd |
bent/is gediskwalificeerd |
zijt gediskwalificeerd |
is gediskwalificeerd |
zijn gediskwalificeerd |
zijn gediskwalificeerd |
zijn gediskwalificeerd
|
verleden (v.v.t.) |
was gediskwalificeerd |
was gediskwalificeerd |
was gediskwalificeerd |
waart gediskwalificeerd |
was gediskwalificeerd |
waren gediskwalificeerd |
waren gediskwalificeerd |
waren gediskwalificeerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal gediskwalificeerd zijn |
zult gediskwalificeerd zijn |
zult gediskwalificeerd zijn |
zult gediskwalificeerd zijn |
zal gediskwalificeerd zijn |
zullen gediskwalificeerd zijn |
zullen gediskwalificeerd zijn |
zullen gediskwalificeerd zijn
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou gediskwalificeerd zijn |
zou gediskwalificeerd zijn |
zou/zoudt gediskwalificeerd zijn |
zoudt gediskwalificeerd zijn |
zou gediskwalificeerd zijn |
zouden gediskwalificeerd zijn |
zouden gediskwalificeerd zijn |
zouden gediskwalificeerd zijn
|