vervoeging van de bedrijvende vorm van doorliggen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorliggen | door te liggen | ||||||
toekomend | zullen doorliggen door zullen liggen |
te zullen doorliggen door te zullen liggen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn doorgelegen | te zijn doorgelegen | ||||||
toekomend | doorgelegen zullen zijn | doorgelegen te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
doorliggend | doorgelegen | ev. lig door |
mv. verouderd ligt door |
ligge door (bijzin) doorligge | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | lig door | ligt door | ligt door | ligt door | ligt door | liggen door | liggen door | liggen door | |
verleden (o.v.t.) | lag door | lag door | lag door | laagt door | lag door | lagen door | lagen door | lagen door | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorliggen | zult/zal doorliggen | zult/zal doorliggen | zult doorliggen | zal doorliggen | zullen doorliggen | zullen doorliggen | zullen doorliggen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorliggen | zou doorliggen | zou(dt) doorliggen | zoudt doorliggen | zou doorliggen | zouden doorliggen | zouden doorliggen | zouden doorliggen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | doorlig | doorligt | doorligt | doorligt | doorligt | doorliggen | doorliggen | doorliggen | |
verleden (o.v.t.) | doorlag | doorlag | doorlag | doorlaagt | doorlag | doorlagen | doorlagen | doorlagen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorliggen door zal liggen |
zult/zal doorliggen door zult/zal liggen |
zult/zal doorliggen door zult/zal liggen |
zult doorliggen door zult liggen |
zal doorliggen door zal liggen |
zullen doorliggen door zullen liggen |
zullen doorliggen door zullen liggen |
zullen doorliggen door zullen liggen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorliggen door zou liggen |
zou doorliggen door zou liggen |
zou(dt) doorliggen door zou(dt) liggen |
zoudt doorliggen door zoudt liggen |
zou doorliggen door zou liggen |
zouden doorliggen door zouden liggen |
zouden doorliggen door zouden liggen |
zouden doorliggen door zouden liggen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorgelegen | bent doorgelegen | bent/is doorgelegen | zijt doorgelegen | is doorgelegen | zijn doorgelegen | zijn doorgelegen | zijn doorgelegen | |
verleden (v.v.t.) | was doorgelegen | was doorgelegen | was doorgelegen | waart doorgelegen | was doorgelegen | waren doorgelegen | waren doorgelegen | waren doorgelegen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgelegen zijn | zal/zult doorgelegen zijn | zult/zal doorgelegen zijn | zult doorgelegen zijn | zal doorgelegen zijn | zullen doorgelegen zijn | zullen doorgelegen zijn | zullen doorgelegen zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgelegen zijn | zou doorgelegen zijn | zou/zoudt doorgelegen zijn | zoudt doorgelegen zijn | zou doorgelegen zijn | zouden doorgelegen zijn | zouden doorgelegen zijn | zouden doorgelegen zijn |