vervoeging van de bedrijvende vorm van dresseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dresseren | te dresseren | ||||||||
toekomend | zullen dresseren | te zullen dresseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedresseerd | te hebben gedresseerd | ||||||||
toekomend | gedresseerd zullen hebben | gedresseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dresserend | gedresseerd | ev. dresseer |
mv. verouderd dresseert |
dressere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | dresseer | dresseert | dresseert | dresseert | dresseert | dresseren | dresseren | dresseren | |||
verleden (o.v.t.) | dresseerde | dresseerde | dresseerde | dresseerde | dresseerde | dresseerden | dresseerden | dresseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dresseren | zult/zal dresseren | zult/zal dresseren | zult dresseren | zal dresseren | zullen dresseren | zullen dresseren | zullen dresseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dresseren | zou dresseren | zou(dt) dresseren | zoudt dresseren | zou dresseren | zouden dresseren | zouden dresseren | zouden dresseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedresseerd | hebt gedresseerd | hebt/heeft gedresseerd | hebt gedresseerd | heeft gedresseerd | hebben gedresseerd | hebben gedresseerd | hebben gedresseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedresseerd | had gedresseerd | had gedresseerd | hadt gedresseerd | had gedresseerd | hadden gedresseerd | hadden gedresseerd | hadden gedresseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedresseerd hebben | zal/zult gedresseerd hebben | zult/zal gedresseerd hebben | zult gedresseerd hebben | zal gedresseerd hebben | zullen gedresseerd hebben | zullen gedresseerd hebben | zullen gedresseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedresseerd hebben | zou gedresseerd hebben | zou/zoudt gedresseerd hebben | zoudt gedresseerd hebben | zou gedresseerd hebben | zouden gedresseerd hebben | zouden gedresseerd hebben | zouden gedresseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedresseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedresseerd | er is gedresseerd | |||||||||
verleden | er werd gedresseerd | er was gedresseerd | |||||||||
toekomend | er zal gedresseerd worden | er zal gedresseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedresseerd worden | er zou gedresseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedresseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedresseerd worden | gedresseerd te worden | ||||||||
toekomend | gedresseerd zullen worden | gedresseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedresseerd zijn | gedresseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedresseerd zullen zijn | gedresseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedresseerd | wordt gedresseerd | wordt gedresseerd | wordt gedresseerd | wordt gedresseerd | worden gedresseerd | worden gedresseerd | worden gedresseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedresseerd | werd gedresseerd | werd gedresseerd | werdt gedresseerd | werd gedresseerd | werden gedresseerd | werden gedresseerd | werden gedresseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedresseerd worden | zult gedresseerd worden | zult gedresseerd worden | zult gedresseerd worden | zal gedresseerd worden | zullen gedresseerd worden | zullen gedresseerd worden | zullen gedresseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedresseerd worden | zou gedresseerd worden | zou/zoudt gedresseerd worden | zoudt gedresseerd worden | zou gedresseerd worden | zouden gedresseerd worden | zouden gedresseerd worden | zouden gedresseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedresseerd | bent gedresseerd | bent/is gedresseerd | zijt gedresseerd | is gedresseerd | zijn gedresseerd | zijn gedresseerd | zijn gedresseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedresseerd | was gedresseerd | was gedresseerd | waart gedresseerd | was gedresseerd | waren gedresseerd | waren gedresseerd | waren gedresseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedresseerd zijn | zult gedresseerd zijn | zult gedresseerd zijn | zult gedresseerd zijn | zal gedresseerd zijn | zullen gedresseerd zijn | zullen gedresseerd zijn | zullen gedresseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedresseerd zijn | zou gedresseerd zijn | zou/zoudt gedresseerd zijn | zoudt gedresseerd zijn | zou gedresseerd zijn | zouden gedresseerd zijn | zouden gedresseerd zijn | zouden gedresseerd zijn |