vervoeging van de bedrijvende vorm van duiden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | duiden | te duiden | ||||||||
toekomend | zullen duiden | te zullen duiden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geduid | te hebben geduid | ||||||||
toekomend | geduid zullen hebben | geduid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
duidend | geduid | ev. duid |
mv. verouderd duidt |
duide | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | duid | duidt | duidt | duidt | duidt | duiden | duiden | duiden | |||
verleden (o.v.t.) | duidde | duidde | duidde | duidde | duidde | duidden | duidden | duidden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal duiden | zult/zal duiden | zult/zal duiden | zult duiden | zal duiden | zullen duiden | zullen duiden | zullen duiden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou duiden | zou duiden | zou(dt) duiden | zoudt duiden | zou duiden | zouden duiden | zouden duiden | zouden duiden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geduid | hebt geduid | hebt/heeft geduid | hebt geduid | heeft geduid | hebben geduid | hebben geduid | hebben geduid | |||
verleden (v.v.t.) | had geduid | had geduid | had geduid | hadt geduid | had geduid | hadden geduid | hadden geduid | hadden geduid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geduid hebben | zal/zult geduid hebben | zult/zal geduid hebben | zult geduid hebben | zal geduid hebben | zullen geduid hebben | zullen geduid hebben | zullen geduid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geduid hebben | zou geduid hebben | zou/zoudt geduid hebben | zoudt geduid hebben | zou geduid hebben | zouden geduid hebben | zouden geduid hebben | zouden geduid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geduid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geduid | er is geduid | |||||||||
verleden | er werd geduid | er was geduid | |||||||||
toekomend | er zal geduid worden | er zal geduid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geduid worden | er zou geduid zijn | |||||||||
lijdende vorm geduid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geduid worden | geduid te worden | ||||||||
toekomend | geduid zullen worden | geduid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geduid zijn | geduid te zijn | ||||||||
toekomend | geduid zullen zijn | geduid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geduid | wordt geduid | wordt geduid | wordt geduid | wordt geduid | worden geduid | worden geduid | worden geduid | |||
verleden (o.v.t.) | werd geduid | werd geduid | werd geduid | werdt geduid | werd geduid | werden geduid | werden geduid | werden geduid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geduid worden | zult geduid worden | zult geduid worden | zult geduid worden | zal geduid worden | zullen geduid worden | zullen geduid worden | zullen geduid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geduid worden | zou geduid worden | zou/zoudt geduid worden | zoudt geduid worden | zou geduid worden | zouden geduid worden | zouden geduid worden | zouden geduid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geduid | bent geduid | bent/is geduid | zijt geduid | is geduid | zijn geduid | zijn geduid | zijn geduid | |||
verleden (v.v.t.) | was geduid | was geduid | was geduid | waart geduid | was geduid | waren geduid | waren geduid | waren geduid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geduid zijn | zult geduid zijn | zult geduid zijn | zult geduid zijn | zal geduid zijn | zullen geduid zijn | zullen geduid zijn | zullen geduid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geduid zijn | zou geduid zijn | zou/zoudt geduid zijn | zoudt geduid zijn | zou geduid zijn | zouden geduid zijn | zouden geduid zijn | zouden geduid zijn |