vervoeging van de bedrijvende vorm van dupliceren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dupliceren | te dupliceren | ||||||||
toekomend | zullen dupliceren | te zullen dupliceren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedupliceerd | te hebben gedupliceerd | ||||||||
toekomend | gedupliceerd zullen hebben | gedupliceerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
duplicerend | gedupliceerd | ev. dupliceer |
mv. verouderd dupliceert |
duplicere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | dupliceer | dupliceert | dupliceert | dupliceert | dupliceert | dupliceren | dupliceren | dupliceren | |||
verleden (o.v.t.) | dupliceerde | dupliceerde | dupliceerde | dupliceerde | dupliceerde | dupliceerden | dupliceerden | dupliceerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dupliceren | zult/zal dupliceren | zult/zal dupliceren | zult dupliceren | zal dupliceren | zullen dupliceren | zullen dupliceren | zullen dupliceren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dupliceren | zou dupliceren | zou(dt) dupliceren | zoudt dupliceren | zou dupliceren | zouden dupliceren | zouden dupliceren | zouden dupliceren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedupliceerd | hebt gedupliceerd | hebt/heeft gedupliceerd | hebt gedupliceerd | heeft gedupliceerd | hebben gedupliceerd | hebben gedupliceerd | hebben gedupliceerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedupliceerd | had gedupliceerd | had gedupliceerd | hadt gedupliceerd | had gedupliceerd | hadden gedupliceerd | hadden gedupliceerd | hadden gedupliceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedupliceerd hebben | zal/zult gedupliceerd hebben | zult/zal gedupliceerd hebben | zult gedupliceerd hebben | zal gedupliceerd hebben | zullen gedupliceerd hebben | zullen gedupliceerd hebben | zullen gedupliceerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedupliceerd hebben | zou gedupliceerd hebben | zou/zoudt gedupliceerd hebben | zoudt gedupliceerd hebben | zou gedupliceerd hebben | zouden gedupliceerd hebben | zouden gedupliceerd hebben | zouden gedupliceerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedupliceerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedupliceerd | er is gedupliceerd | |||||||||
verleden | er werd gedupliceerd | er was gedupliceerd | |||||||||
toekomend | er zal gedupliceerd worden | er zal gedupliceerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedupliceerd worden | er zou gedupliceerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedupliceerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedupliceerd worden | gedupliceerd te worden | ||||||||
toekomend | gedupliceerd zullen worden | gedupliceerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedupliceerd zijn | gedupliceerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedupliceerd zullen zijn | gedupliceerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedupliceerd | wordt gedupliceerd | wordt gedupliceerd | wordt gedupliceerd | wordt gedupliceerd | worden gedupliceerd | worden gedupliceerd | worden gedupliceerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedupliceerd | werd gedupliceerd | werd gedupliceerd | werdt gedupliceerd | werd gedupliceerd | werden gedupliceerd | werden gedupliceerd | werden gedupliceerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedupliceerd worden | zult gedupliceerd worden | zult gedupliceerd worden | zult gedupliceerd worden | zal gedupliceerd worden | zullen gedupliceerd worden | zullen gedupliceerd worden | zullen gedupliceerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedupliceerd worden | zou gedupliceerd worden | zou/zoudt gedupliceerd worden | zoudt gedupliceerd worden | zou gedupliceerd worden | zouden gedupliceerd worden | zouden gedupliceerd worden | zouden gedupliceerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedupliceerd | bent gedupliceerd | bent/is gedupliceerd | zijt gedupliceerd | is gedupliceerd | zijn gedupliceerd | zijn gedupliceerd | zijn gedupliceerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedupliceerd | was gedupliceerd | was gedupliceerd | waart gedupliceerd | was gedupliceerd | waren gedupliceerd | waren gedupliceerd | waren gedupliceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedupliceerd zijn | zult gedupliceerd zijn | zult gedupliceerd zijn | zult gedupliceerd zijn | zal gedupliceerd zijn | zullen gedupliceerd zijn | zullen gedupliceerd zijn | zullen gedupliceerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedupliceerd zijn | zou gedupliceerd zijn | zou/zoudt gedupliceerd zijn | zoudt gedupliceerd zijn | zou gedupliceerd zijn | zouden gedupliceerd zijn | zouden gedupliceerd zijn | zouden gedupliceerd zijn |