fuifnummer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord fuifnummer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord fuifnummer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je fuifnummer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord fuifnummer is hier. De definitie van het woord fuifnummer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanfuifnummer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • fuif·num·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord fuifnummer fuifnummers
verkleinwoord

het fuifnummero

  1. (persoon) iemand die graag en veel feestviert
    • Sorensen groeide op in Nevada. Hij had protestantse en joodse wortels en ontwikkelde zich tot een idealistische liberal met een rechtschapen, rechtlijnig karakter. Hij was een principiële dienstweigeraar. Hij had een analytische, sceptische geest. Hij was geen feestnummer. [2] 
  2. (muziek) vrolijke, feestelijke liedjes die vaak gespeeld worden op feesten
    • Pop: Bruno Mars zal voortaan geassocieerd worden met de hit ‘Uptown Funk’, al verscheen het lied op een album van producer Mark Ronson. Een echo van die funksong is nu te horen in het titelnummer van Bruno Mars’ nieuwe, derde album. Dit ‘XXIVk Magic’ schettert en stuitert, op een springerige basmelodie. Iets te overdadig klinkt het, maar daarna houdt de gevierde zanger maat, in de feestnummers ‘Perm’ en ‘Chunky’. [3] 
  3. (figuurlijk) iets wat er vooral voor het plezier is
    • En Alfa Romeo? Dat komt met een middelgrote SUV, op diesel en benzine, vernoemd naar het haarspeldbochtenparadijs waar generaties Alfisten zichzelf rokend en brullend naar de zevende hemel trapten; de Stelvio-pas. Het gaat gewoon door waar het vorig jaar mee begon toen het de Giulia onthulde, het fuifnummer onder de lease-sedans; fossiele, stekkerloze scheurijzers verkopen.[4]  
95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Menno de Galan 19 januari 2009
  3. NRC Wouter van Dijke 29 november 2016
  4. Volkskrant 27 mei 2017
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be