geitenharen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord geitenharen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord geitenharen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je geitenharen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord geitenharen is hier. De definitie van het woord geitenharen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangeitenharen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • gei·ten·ha·ren
  • bn : geitenhaar met het achtervoegsel -en
  • bn : vanwege het rond 1970 ontstane stereotype dat progressieve welzijnswerkers bij voorkeur geitenharen sokken dragen
  • zn: geitenhaar met uitgang -en
stellend
onverbogen geitenharen
verbogen -
  1. gemaakt van vezels uit de vacht van een geit Capra aegagrus hircus op Wikispecies
    • Stel, ik hou niet van geitenharen sokken en sandalen onder een net blauw pak en toch komt er een jongeman bij ons thuis, de vriend van mijn dochter, die precies deze afschuwelijke ‘foute’ combinatie draagt. [1]
  2. (figuurlijk) in verband staand met zweverige opvattingen over het ingrijpend veranderen van de maatschappij
    • Het gaat over onze gebroken wereld maar ook over het geloof in de overlevende mens, gevoelige onderwerpen zal ik maar zeggen, maar het is beslist geen geitenharen of zweverige dichtkunst. [2]

de geitenharenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord geitenhaar
    • Ik wenschte wel eens dat allen, die eenig ambt in de kerk bekleeden, en die zoo vaak kunnen zuchten, dat hun dagelijksche bezigheden hen zoo belemmeren veel voor de Gemeente te zijn, eens op dezen Apostel letten, die beurtelings tenten maakt en kerken sticht, die nu eens met zijn vereelte vingers de geitenharen tot kleeden weeft, dan weer door onvergelijkelijke brieven de ongeregelden vermaant, de geloovigen versterkt, de ongeloovigen waarschuwt, de kleinmoedigen vertroost. [3]