Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
gemeenschap. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
gemeenschap, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
gemeenschap in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
gemeenschap is hier. De definitie van het woord
gemeenschap zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
gemeenschap, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de gemeenschap v
- het met één of meer anderen deel hebben aan iets
- Zij trouwden in gemeenschap van goederen.
- (maatschappij) samenleving
- In de VS zijn er vele plaatselijke gemeenschappen.
- (maatschappij), (pregnant) geheel van personen of zaken die tot elkaar in een bepaald opzicht in een geregelde betrekking staan
- Onze buurman behoort tot de gemeenschap der gelovigen.
- Oortman die de afgelopen jaren acht keer in Sri Lanka geweest en er een petekind heeft, kent het land en de katholieke gemeenschap heel goed. „Ik heb vanmorgen nog contact gehad met de katholieke familie van mijn petekind. Zij zijn niet direct getroffen, maar leven in grote angst. De aanslag, uitgerekend op het Paasfeest, kwam voor hen totaal onverwacht. Ik leef met deze mensen mee. Het zijn mijn vrienden.” [1]
- (seksualiteit) geslachtsgemeenschap
- In Nederland is het illegaal om gemeenschap te hebben met minderjarigen.
- ▸ Het hof zegt niet te hebben kunnen vaststellen dat er in de relatie tussen Bakker en het slachtoffer - met wie hij een verhouding had - een situatie was waarin het meisje werd gedwongen tot seksuele gemeenschap. Dat Bakker in de relatie "erg dominant" was en dat hij misbruik maakte van de kwetsbare situatie waarin het slachtoffer zich bevond, staat volgens het hof buiten kijf.[2]
1. het met één of meer andere deel hebben aan iets
3. geheel van personen of zaken die tot elkaar in een bepaald opzicht in een geregelde betrekking staan
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[3]
|