gezinslid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gezinslid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gezinslid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gezinslid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gezinslid is hier. De definitie van het woord gezinslid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangezinslid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ge·zins·lid
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinslid gezinsleden
verkleinwoord

het gezinslido

  1. iemand die tot een gezin behoort
    • Het gezin had vier gezinsleden: vader, moeder en twee kinderen. 
     Bekenden van het gezin en omwonenden gingen er het hele weekeinde al van uit dat de slachtoffers van de brand de bewoners zouden zijn. In een kapel van de Protestantse Gemeente Duiven ligt sinds zondag een gedenkboek. Op de Facebookpagina's van de gezinsleden zijn veel berichten geplaatst.[1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2023 Weblink bron “Woningbrand in Duiven ontstaan na gezinsmoord” (Maandag 27 januari 2020, 15:59), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be